DOOR ISOLDE BUYSSE EN BAS BERGERVOET – De wereld om ons heen bevindt zich in een staat van voortdurende verandering, toch lijkt de universiteit zich (noodgedwongen?) vast te klampen aan traditionele en vaak zeer passieve onderwijsvormen als het hoorcollege. Hoe laat je het onderwijs meer aansluiten bij de studenten van de 21e eeuw? Hoe activeer je studenten als je toch nog zo’n grote groep voor je hebt?
College anno 2014

Isolde Buysse en Bas Bergervoet
Stel je even een les voor aan de universiteit anno 2014. Kan je het visualiseren?
Er is een groot auditorium met veel studenten, misschien wel honderden. De professor staat in z’n eentje voor een studentengroep en doceert een hoorcollege. De les duurt twee volle uren. Op enkele fluisteraars na is het er wellicht ook vrij stil. De studenten zijn rustig en luisteren aandachtig naar de professor.
In heel wat gevallen zou dit een vrij accurate beschrijving zijn voor een behoorlijk deel van de lessen uit de Bachelor-fase. Stel je nu even een les voor aan de universiteit anno 1984. Kan je het visualiseren?
Wat zie je? Juist ja.
Is het onderwijs aan de universiteit nog van deze tijd?
De samenleving ziet er helemaal anders uit dan dertig jaar geleden. Hetzelfde zou eigenlijk ook moeten gelden voor de lespraktijk in het hoger onderwijs. Studenten die vandaag in de aula’s plaatsnemen zijn kinderen van het digitale tijdperk. Ze komen later terecht in een internationaal genetwerkte en gemediatiseerde wereld vol kenniswerkers. De samenleving verwacht dat een universiteit pro-actieve, kritische en geëngageerde burgers aflevert, die heel wat andere vaardigheden bezitten dan ‘luisteren naar de professor’.
Een hoorcollege is eigenlijk behoorlijk inefficiënt. Het duurt twee uur, maar na 20 minuten verdwijnt de aandacht van de student. Studenten ervaren het college vaak als een eerder passieve, onpersoonlijke bedoening. Bovendien onthouden ze er meestal vrij weinig van. Je kweekt er voornamelijk een ‘sit-back-and-relax-cultuur’ mee.
“Activerende werkvormen!”, “Interactiviteit!”, “Groepswerk!” roepen onderwijskundigen dan. Ook de studenten zouden graag meer ‘vernieuwende en inspirerende werkvormen’ zien. Maar tegelijkertijd is er natuurlijk de alledaagse realiteit van de grote groepen studenten in nog grotere auditoria. Wat doe je daarmee? Hoe interageer je daarmee? Hoe stimuleer je dan kritische reflectie? Hoe speel je daarbij in op de leefwereld van die moderne student?
Geef studenten een stem
Je kan de lespraktijk opsplitsen in twee belangrijke onderdelen: de werkvormen en de daarvoor gebruikte media. Een werkvorm omvat de methoden en technieken die de docent gebruikt om de leerstof bevattelijker te maken voor de studenten. Media omvatten alle tastbare informatiedragers die je tijdens een les gebruikt om een werkvorm te kunnen uitvoeren.
Studenten ervaren het college vaak als een eerder passieve, onpersoonlijke bedoening. Bovendien onthouden ze er meestal vrij weinig van.
Beide onderdelen zijn noodzakelijk binnen de lespraktijk, al blijken ze niet evenwaardig te zijn. Onderwijskundig onderzoek leert ons namelijk dat instructie op basis van verantwoorde methoden zal slagen ongeacht het medium dat je gebruikt. Of je nu iets presenteert met behulp van een PowerPoint-presentatie, dan wel hetzelfde uitlegt in een boek: het maakt geen significant verschil voor het begrip van de leerstof bij studenten. Het medium dat je kiest om les mee te geven heeft echter wel invloed op de efficiëntie van de werkvorm. Zo kan een korte video helpen om veel voorkomende vragen niet steeds opnieuw te hoeven beantwoorden.
Het veranderen van werkvorm en/of medium kan ook de motivatie van studenten beïnvloeden om actief mee te doen in de les. Wat zou het toch mooi zijn als je een grote groep studenten kon activeren om mee na te
denken over wat je ze aan het vertellen bent! Als je hen zou kunnen vragen of de voorbeelden die je gebruikt hen aanspreken. Of als je erachter zou kunnen komen of hetgeen je hebt uitgelegd wel duidelijk is overgekomen!
“We vragen het even aan het publiek: maak uw keuze door een druk op de rode knop of sms uw antwoord naar…”
Een bekend fenomeen van televisie: show-hosts interageren al jaren met hun kijkers. Hetzelfde principe is goed toepasbaar in hoorcolleges. Met een stemsysteem kan je bij studenten op regelmatige tijdstippen naar (voor)kennis, meningen of misconcepties peilen en visualiseer je de antwoorden van je studenten direct in een grafiek op je scherm. Op basis van de antwoorden van studenten kan je eventueel de leerstof herhalen, er dieper op ingaan of aan een nieuw thema beginnen. Just in time teaching heet dat.. Het is een eenvoudige manier om te interageren met een grote groep studenten zonder dat je al te veel wijzigingen hoeft door te voeren in je lespraktijk.
Om goed gebruik te kunnen maken van een stemsysteem kan je in je hoorcollege best regelmatig wat tijd moeten voorzien om een vraag te stellen. Denk ook goed na over de inhoud die je wilt bevragen: welke reflectie wil je oproepen bij je studenten? Wat wil je van hen weten? Ook niet alle soorten vragen zijn even geschikt voor deze systemen. Een open vraag beantwoorden met een stemsysteem is technisch mogelijk, maar lastig uit te voeren in een grote groep. Meerkeuzevragen werken dan het beste.
Call for education
Stemsystemen zijn slechts een voorbeeld in een hele waslijst aan aanpassingen die je zou kunnen maken aan je onderwijs om studenten actiever bij je lessen te betrekken. Er is een uitgebreid aanbod en er is vast voor elk wat wils.
Geen idee hoe je er aan moet beginnen? Ben je zeer geïnteresseerd maar een leek op het vlak van technologie? Geen nood, hulp is reeds onderweg. De KU Leuven voorziet ieder semester een aantal workshops rond het gebruik van nieuwe werkvormen en media in je lespraktijk. Daarnaast kan je ook altijd je ei kwijt bij de Dienst Onderwijsprofessionalisering en -ondersteuning en LIMEL. Zij zullen je tevens met raad en daad bijstaan als je een stemsysteem wil komen testen. Last but not least: verspreid de boodschap! Spreek er met collega’s over en leg je oor te luisteren bij de studenten. Samen brengen we de lessen aan de universiteit back to the future!
Half de jaren ’80 van vorige eeuw stelden we reeds vast dat er grote kwaliteitsverschillen waren tussen de hoorcolleges. Sommige waren inspirerend en gaven inzicht in de wetenschap en de visie van de prof. Andere waren oninteressant en tijddodend.
Sommige profs beseften dat zij gen geboren redenaars waren en een auditorium niet in de ban konden houden. We hebben toen succesvol geëxperimenteerd met de Prof Aid en andere technologische hulpmiddelen.
Dit had 2 voordelen voor de hoorcolleges:
1. de prof dacht na over momenten van interactie met de studenten via dilemma’s, keuzeopties voor beslissingen, opinies, … . Dit leidde tot betere en meer studentgerichte voorbereidingen van de hoorcolleges.
2. studenten werden getriggerd om mee te gaan in het discours en om mee- te denken in plaats van na- te denken.
Ik hoop dat de huidige technologie, die elke student in zijn broekzak/ haar handtas heeft zitten, gebruikt zal worden in deze hoorcolleges, die niet uit zichzelf grensverleggend zijn.
Romain Hulpia .
Het concept ‘hoorcollege’ is ingebed in de basis van het universitair onderwijs, we betwisten de belangrijke rol van deze werkvorm dan ook niet. Indien de docent uit ervaring heeft geleerd dat een hoorcollege de beste manier is om de stof over te brengen dan zullen we het niet eens in ons hoofd halen om daar aan te tornen. De sterke aanwezigheid van het hoorcollege in het curriculum kan echter niet geheel worden toegeschreven aan dit idee van ‘best practice’.
De aanwending van een hoorcollege is volgens studenten, assistenten én docenten regelmatig het gevolg van een eliminatieproces waarbij deze werkvorm als enige optie overblijft. Grote studentenaantallen, de flexibilisering van het onderwijs, gebrekkige infrastructuur, personeelstekorten, budgettaire restricties, … de redenen om voor een hoorcollege te kiezen zijn divers en talrijk, maar een keuze gemaakt uit noodzaak is daarom nog geen positieve keuze.
Het huidige besparingsklimaat lijkt weinig hoopgevend om aan alle budgettaire noden, laat staan wensen, tegemoet te kunnen komen. Een sterke onderwijshervorming, hetzij aan de basis of aan de top, zal ook nog niet voor morgen zijn. De geopperde mentaliteitswijziging zal echter nog veel langer op zich laten wachten. Het is een tergend traag proces. Maar wat zullen we ondertussen doen?
Roeien met de riemen die we hebben. Uitkijken naar (kleine) ingrepen voor zij die op zoek zijn naar een alternatief omdat het hoorcollege hen niet biedt wat zij nodig hebben.
Toch nog even citeren uit een blogpost die ik rond het “live” hoorcollege geschreven heb (https://kuleuvenblogt.be/2013/12/18/zijn-live-hoorcolleges-echt-niet-meer-van-deze-tijd/):
“Reeds in 2006 werd het voortbestaan van het hoorcollege sterk in vraag gesteld binnen de nieuwste universitaire onderwijsconcepten rond Begeleide Zelfstudie. Onze conclusie van toen, blijft ook vandaag blijkbaar meer dan actueel! Het hoorcollege is nog steeds van deze tijd! Nog meer: het hoorcollege is en blijft een cruciale rol spelen in het universitaire onderwijs. Het “live” hoorcollege is immers dat unieke contactmoment waarin de docent met ALLE studenten tezelfdertijd kan interageren. Het is de meest efficiënte vorm van gestructureerde informatieoverdracht, die later door de student zelf kan worden omgezet in kennis. Het hoorcollege geeft bovendien aan de docent de gelegenheid in te spelen op de actualiteit of op recente ontwikkelingen of ontdekkingen in zijn vakgebied. Of het dient om de interesse van de studenten op te wekken en vast te houden door anekdotes uit het eigen leven als wetenschapper. Dit maakt een hoorcollege boeiend. Geen student zal zich dan gedwongen voelen om naar de docent te luisteren. Maar misschien nog belangrijker, het “live” gebeuren geeft de docent ook de kans om te “voelen” wanneer hij zijn studenten kwijt is. Geroezemoes in de aula is het signaal bij uitstek dat er iets niet goed zit in de uiteenzetting! Wij omschreven in 2006 het hoorcollege als het zenuwcentrum van de leeromgeving. Dat is het hoorcollege nog steeds. Het is het moment waarop samen met de studenten alle leeractiviteiten gecoördineerd worden om zo de student optimaal te begeleiden in zijn kennisconstructie.”
De vraag is: moet het concept ‘hoorcollege’ aangepast worden of moeten we nieuwe onderwijsvormen uitdokteren?
Ik denk niet dat technologische snufjes meerwaarde aan een hoorcollege bieden, dat er nu eenmaal erop gericht is studenten een passieve rol te laten spelen. Zelfs in Duitsland – waar op een veel interactievere wijze les gegeven wordt – verschilt de ‘Vorlesung’ niet zoveel van die uit 1984.
Studenten zijn het meest geboeid, wanneer de professor met volle passie over zijn vak spreekt. Daar kan geen stemsysteem tegenop. Daarom moet tijdens de opleiding meer aandacht aan redenaarskunsten – om het wat overdreven te stellen – besteed worden. Wie aantrekkelijk vertelt, krijgt het publiek sowieso op zijn/haar hand.
Daarnaast kunnen wel nieuwe onderwijsvormen geïntroduceerd worden, maar dan stoten we wellicht al snel op financiële beperkingen. De infrastructuur is inderdaad niet aan de 21ste eeuw aangepast en dat is een bijzonder groot probleem. Zonder geld is het evenwel moeilijk om daar iets aan te veranderen. België loopt hopeloos achterop als het om technologische vernieuwing gaat. We willen een kenniseconomie opbouwen, maar staan tegelijk twijfelachtig tegenover stevige technologische investeringen. Alleen al de wifi-netwerken van onze onderwijsinstellingen zijn lachwekkend slecht.
Laten we ten slotte de actieve student niet idealiseren. Zolang er in de lagere en middelbare school niets verandert, zullen we die Vlaamse mentaliteit met ons blijven meeslepen: zwijgen en luisteren. Hoeft het te verwonderen dat Vlaamse jongeren nauwelijks hun eigen mening kunnen formuleren? Geven we ze in de toekomst al vanaf de lagere school een paplepel met kritisch denkvermogen. Het probleem ligt veel meer aan de basis dan aan de top.
Een ongeïnspireerd hoorcollege (tene quod bene, zei je?) dat op een goede manier gebruik maakt van bijvoorbeeld een stemsysteem, waarbij studenten actief reflecteren, de docent kan ingaan op wat speelt in de groep, en ook nog eens leuk is, is naar mijn mening nog altijd beter dan een ongeïnspireerd hoorcollege zonder die toevoeging. Een inspirerend hoorcollege met een dergelijke toevoeging nog beter! En soms werkt het gebruiken van dergelijke media en/of technologie ter bevordering van interactiviteit ook inspirerend voor een docent!
Waarom verschilt het concept “hoorcollege” in 2014 niet zoveel van 1984? Ik zou durven zeggen “tene quod bene” …los van alle mogelijke “gadgets”.
En uiteindelijk blijft een weinig inspirerend hoorcollege met vele “gadgets”, niettegenstaand het misschien “leuk” is, nog altijd een weinig inspirerend hoorcollege, niet?