Is onze vrije manier van leven echt superieur aan alle andere?

DOOR PIETER VERSTRAETE. Gwendolyn Rutten springt in haar nieuwe boek op de bres voor de vrijheid waar in het Westen zo lang voor gestreden werd. Net deze vrijheid zou onze cultuur namelijk superieur maken aan alle andere. Nu ze langs alle kanten wordt bedreigd, moet ze terug in ere worden hersteld. Gelukkig maar dat we over de vrijheid beschikken om het hier niet mee eens te zijn.

Geschreven door Pieter Verstraete, onderzoeker bij onderzoekseenheid Educatie, Cultuur en Samenleving.
pieter-verstraete

Pieter Verstraete

Toen ik zaterdagnamiddag op een doods moment even De Redactie checkte, dacht ik dat ik droomde. Of beter gezegd: ik hoopte dat ik droomde. In het artikel Onze manier van leven is superieur aan alle andere werden een aantal uitspraken van de Open VLD voorzitster Gwendolyn Rutten hernomen. Zo zou onze levensstijl superieur zijn aan alle andere en zou wat fout loopt in onze Westerse samenleving gecorrigeerd kunnen worden door onze vrijheid opnieuw volledig te omarmen. De uitspraken waren afkomstig uit een interview dat de krant Het Laatste Nieuws had met Rutten naar aanleiding van haar recentste publicatie: het boek Nieuwe Vrijheid.

Een grap of bittere realiteit?

Heel even dacht ik dat het hier ging om de obligate 1 april grap. Maar toen ik me vergewist had van de juiste datum drong het droevige besef tot me door: de uitspraken waren geen grap, maar bittere realiteit. Natuurlijk weet ik wel dat vandaag de dag heel wat mensen van diezelfde gedachte overtuigd zijn. Dat er velen zijn die vinden dat de wijze waarop wij Westerlingen onze levens kleur geven superieur is aan de manier waarop andere culturen dat doen. Maar dat deze gedachte nu ook kon worden gehoord uit de mond van de voorzitster van Open VLD, daar viel mijn mond toch even van open.

Onze manier van leven als de meest ideale aanduiden, lijkt me een nogal gevaarlijke onderneming.

Wellicht ben ik te naïef; ben ik nog te idealistisch en leef ik veel te veel met mijn hoofd in het verleden, maar dit had ik toch niet zien aankomen. Laat het duidelijk zijn, ik kan er me absoluut niet in vinden. Meer nog, onze manier van leven als de meest ideale aanduiden, lijkt me een nogal gevaarlijke onderneming. Men kan hier ongelooflijk veel argumenten voor aandragen zo lijkt me. De steeds maar groter wordende kloof tussen arm en rijk in onze Westerse landen bijvoorbeeld, de hallucinante aantallen antidepressiva die jaarlijks over de toonbanken van onze apotheken gaan, of nog: de lengte- en duurrecords die onze files op onze autowegen jaar na jaar vakkundig breken. Nee, het lijkt me echt niet dat onze manier van leven zomaar als superieur kan worden bestempeld.

De paradox van onze Westerse vrijheid

Schort er – om het eufemistisch uit te drukken – iets aan Ruttens diagnose van wat er maatschappelijk allemaal fout gaat, dan slaat ze in mijn ogen de bal ook nog eens mis wanneer ze met haar remedie aan komt draven: het opnieuw meester worden van de vrijheid. Overal waar ze ook maar kijkt, wordt deze, aldus de voorzitster, ingeperkt. Er is het protectionisme van Trump op economisch vlak, er is het radicaal islamisme op religieus vlak, er zijn de vele ecologische maatregelen op milieuvlak en noem zo maar op. Telkens weer wordt er beknibbeld op waar wij met zijn allen in het Westen zo lang voor gestreden hebben: onze vrijheid.

Op een subtiele manier werd de Westerse vrijheid op één en dezelfde lijn gebracht met wat er van mensen verwacht wordt om een samenleving productief te maken en draaiende te houden.

Voor iemand die wat vertrouwd is met de evoluties die pakweg binnen de Franse filosofie zich in de tweede helft van de twintigste eeuw hebben voorgedaan, moet dit erg vreemd in de oren klinken. Een dergelijk naïef geloof in de vrijheid werd in de jaren ’60 en ’70 door heel wat auteurs vakkundig met de grond gelijk gemaakt. Denkers zoals Michel Foucault hebben er ons keer op keer op gewezen dat vrijheid weliswaar het potentieel bezat om in opstand te komen tegen discriminerende omstandigheden. Terzelfdertijd echter, waarschuwden zij voor een al te naïef geloof in de vrijheid. De tol van de Westerse vrijheid, zo klonk het, was dat het gedrag van vrije mensen in toenemende mate gestuurd werd doordat er werd ingespeeld op hun persoonlijke dromen, verlangens en wensen. Op een subtiele manier werd de Westerse vrijheid op één en dezelfde lijn gebracht met wat er van mensen verwacht wordt om een samenleving productief te maken en draaiende te houden. Het paradoxale resultaat van dit alles is dat, op de keeper beschouwd, onze vrijheid een nieuw soort onvrijheid lijkt te zijn geworden.

Vrijheid in opvoeding en onderwijs

Dit paradoxale karakter van onze vrijheid vinden we sinds de Verlichting mooi geïllustreerd terug in de geschiedenis van onze opvoedings- en onderwijssystemen. Een mooi voorbeeld ervan is het werk van Maria Montessori. Deze Italiaanse pedagoge die aan het begin van de twintigste eeuw een felle kritiek uitte ten aanzien van het toenmalige schoolsysteem was er rotsvast van overtuigd dat hét probleem bij uitstek het feit was dat de leerlingen niet vrij waren. Integendeel: Maria Montessori vergeleek de leerlingen uit haar tijd met dode vlinders; vlinders die onbeweeglijk waren vastgeprikt in een schoolse classificatie. De school diende dan ook grondig te worden hervormd en voor Montessori was er maar één weg mogelijk: de leerling diende radicaal bevrijd te worden.

Net zoals Rutten zo lijkt het me – ook al ben ik me er volledig van bewust dat historische vergelijkingen altijd wel ergens spaak lopen – zette Montessori dus alles in op de vrijheid om een bepaald probleem op te lossen. Bevrijd de leerlingen, geef hen ruimte, laat hen vrijelijk tot ontwikkeling komen en alles komt goed, zo klonk het. Zo gezegd zo gedaan. Eén van de zaken die Montessori het meest voor de borst stootten was het feit dat de leerlingen niet konden bewegen, dat ze dag in dag uit aan zware, logge banken dienden plaats te nemen. In plaats hiervan voorzag Montessori beweeglijk en kleurrijk schoolmeubilair. Tafeltjes en stoeltjes die naar hartenlust door de kinderen zelf konden worden verplaatst en die de kinderen ook toelieten zichzelf vrijelijk te bewegen door het klaslokaal.

Onderwijzen met onzichtbare hand

Wie de tijd en moeite neemt om het eerste hoofdstuk uit Montessori’s boek De Montessori Methode erop na te lezen, bemerkt al snel dat het Montessori niet enkel te doen was om de leerlingen zo radicaal mogelijk te bevrijden. Ze wou dat ook op zo’n manier doen dat hun vrijheid hen nog steeds in een bepaalde en gewenste richting zou sturen. Neem nu het voorbeeld van het lichte en kleurrijke schoolmeubilair. Dat had niet alleen het voordeel dat kinderen inderdaad vrijelijk konden bewegen, maar dat had ook een andere interessante bijkomstigheid. Daar waar in de oude schoolklassen er een leerkracht nodig was die onhandige kinderen op hun onhandigheid diende te wijzen, zorgde het lichte meubilair er volgens Montessori voor dat onhandige kinderen zichzelf als onhandig zouden gaan zien; dat ze zichzelf als een probleem zouden gaan zien en dat ze zichzelf zouden gaan corrigeren. Er kwam geen enkel externe figuur aan te pas en op het einde van de rit had men toch het gewenste resultaat: een handig kind.

Het voorbeeld van Montessori – ook al stamt het uit een tijd die ongelooflijk veel verschilt van de onze – toont dat onze vrijheid bevraagd kan en moet worden, dat een al te naïef geloof in de genezende kracht van vrijheid gevaarlijk is. Daarmee wil ik zeker niet gezegd hebben dat onze vrijheid ons in het verleden niets heeft opgeleverd, noch dat ik ervan overtuigd ben dat ze ons niets meer kan brengen in de toekomst. De anekdote uit het werk van Montessori lijkt me echter wel tot enige waakzaamheid aan te sporen en ons het belang aan te tonen van de vraag naar welk meubilair Rutten in gedachten heeft om onze vrijheid in te richten.


4 comments

  1. Allemaal goed en wel, maar is dit wel de essentie van de boodschap van mevrouw Rutten?
    Ik geef bij deze een tegenvoorbeeld dat illustreert waar het mij (en ik denk ook Rutten) vooral om gaat.

    Er heerst in Europa een zo goed als totale straffeloosheid als het gaat over misdaden zoals genitale mutilatie bij vrouwen. Zie als bron Knack 06/02/14:

    “Het aantal vrouwen dat ‘heel waarschijnlijk reeds besneden’ is, is in ons land gestegen van 6.260 in 2007 tot 13.112 in 2012. Een verdubbeling die te wijten is aan de stijging van het aantal vrouwen die naar België komen uit landen waar VGV wordt toegepast

    Hoewel vrouwenbesnijdenis in België sinds 2001 strafbaar is – uitvoerders van genitale mutilatie riskeren vijf tot tien jaar celstraf, is het aantal veroordelingen tot nog toe vrijwel onbestaand. De voorbije jaren heeft het gerecht slechts één dossier over een mogelijke vrouwenbesnijdenis opgesteld. In 2008, 2009 en in 2012 werd zelfs geen enkele zaak behandeld.”

    Dit zijn zaken waar ik wakker van lig, het is maar 1 voorbeeld van vele. Naar de oorzaak van deze straffeloosheid van barbaarse praktijken die dagelijks plaatsvinden onder onze neus is het niet ver zoeken. Onze waarden, normen en vrijheden worden elke dag in de kern aangetast wanneer men blijft toegeven aan het misplaatste minderwaardigheidscomplex, opgedrongen door het huidige klimaat van extreem politiek correct denken. Als Links terug politiek relevant wil zijn dan moet ze stoppen met zich te verlagen tot hetzelfde niveau dat bepaalde culturen met zich meebrengen. En daar heeft onderwijs een belangrijkere rol te vervullen dan de keuze van het schoolmeubilair.

  2. Daarbij beschouwt de mens zich ook nog eens als superieur ten opzichte van alle andere leven op deze planeet. Met allerlei soorten van vernietiging als gevolg.

  3. Het is ongelofelijk hoe moeilijk het blijkt om die superioriteitsgevoelens achter zich te laten. De Moslim voelt zich superieur aan de niet-moslim, de Amerikaan aan de rest van de wereld, de Nazi’s voelden zich superieur, de blanke Zuid-Afrikanen en Amerikanen uit het Zuiden van de VS aan de zwarten … Waartoe heeft het telkens geleid? Leren we dan nooit bij?


Reacties zijn gesloten.