DOOR CLAUDIA LÖWIK
Geachte Rector,
“Ik ben voorstander van medebestuur. Ik denk dat het altijd een meerwaarde is indien er aan twee randvoorwaarden is voldaan.” Zo begon uw antwoord op de vraag over ‘studenten als medebestuurders’ die u gesteld werd voor uw verkiezing als rector.
Voorwaarde nummer 1: “De universitaire leiding moet de studenten van in het begin bij het medebestuur betrekken.” Voorwaarde nummer 2: “Dat hangt af van jullie. Met sterke vertegenwoordigers kun je veel doen.” U hebt het mij voor de officiële opening van het academiejaar meermaals op het hart gedrukt: studentenparticipatie is belangrijk en we gaan ervoor zorgen dat de student gehoord kan en zal worden.
Een nieuwe start met de geïntegreerde opleidingen, een nieuwe bestuursploeg, maar ook een nieuwe, gemotiveerde, geëngageerde en vooral zeer kundige studentenfractie. We maken het jullie niet gemakkelijk, dat weet ik wel, op alle vlakken willen wij ons “ermee komen bemoeien”, zoals dat vaak wordt gezegd. Maar laat mij dat even voor u herformuleren: op alle vlakken wij ons ermee komen bemoeien. Ervaring leert ons namelijk dat als wij niet op onze strepen staan en blijven staan, er ook niet naar ons geluisterd zal worden. Ik vind, en ik hoop ten zeerste dat u het volledig met mij eens bent, dat we van studentenvertegenwoordiging een reflex moeten maken. Dat wij als studentenraad niet moeten vragen naar datums van vergaderingen, uitnodigingen van werkgroepen en veranderingen in beleid en structuur, maar dat wij daar automatisch bij worden betrokken. Ik geef u twee simpele voorbeelden: de nota internationaal die puur als visienota zou dienen, maar die nu wel als beleidsdocument online staat en waar wij nooit over gecontacteerd zijn. Het tweede voorbeeld dat ik u wil geven is het oprichten van de Cel Onderwijs, waar de Onderwijsraad en dus ook de studenten geen zeggenschap in hebben gehad.
Bij de verschillende diensten kennen ze onze namen, daar weten ze dat ook wij gecontacteerd moeten worden en dat doen ze dan ook. Daar zijn wij regelmatig de eersten die mogen spreken en onze standpunten en/of eisen kenbaar kunnen maken. Waarom is dat op het rectoraat bijlange nog niet altijd het geval?Het kan niet genoeg benadrukt worden hoe belangrijk het is dat wij ons werk als studentenvertegenwoordiger goed kunnen doen. Wist u bijvoorbeeld dat veel studenten zich net een nummertje voelen? Dat de universiteit als onpersoonlijk ervaren wordt?
“Wist u dat veel studenten zich net een nummertje voelen?”
U vertelde ooit een anekdote: dat u, jaren nadat u studentenvertegenwoordiger was geweest, herkend werd door de toenmalige rector, ergens aan zee. Wel ik hoop dat u mij over vijftien jaar ook nog zult kennen. Dat u, wanneer u mij ziet, zult denken aan het jaar dat de studentenvertegenwoordiging een ongelooflijke grote stap vooruit heeft gezet.
Ik hoop dat u, mijnheer de rector, dat samen met ons kunt waarmaken. Aan voorwaarde nummer 2 is al voldaan, nu nummer 1 nog.
Met vriendelijke groeten,
Claudia Löwik