DOOR LIES MISSOTTEN. Vorige week woensdag heb ik op een studiedag van LUCON (Leuvens Universitair Centrum voor Onderwijsgerichte Nascholing) een lezing gegeven aan leerkrachten uit de humane wetenschappen over de rol van ouder-kind conflicten in de adolescentie. Het centrale thema van die studiedag was ‘jongeren en hun conflicten: een visie op adolescenten vanuit juridisch,sociologisch en psychologisch perspectief’. De eerste spreker, criminoloog Dr. Diederik Cops, had het over de afgenomen tolerantie tegenover de aanwezigheid van jongeren in de publieke ruimte en de daaraan gekoppelde GAS-wetgeving.
Hoewel bezorgdheid over het gedrag van jongeren van alle tijden is, wordt onze huidige maatschappij gekenmerkt door een sterke drang naar veiligheid en risico-beheersing. Jongeren die op straat rondhangen, worden beschouwd als een mogelijk risico en verhogen bij sommige burgers het onveiligheidsgevoel. Uit dit gevoel van onveiligheid is de GAS-wetgeving ontstaan.
Nu las ik in de krant dat vanaf volgend jaar de GAS-boete kan vervangen door een gepaste straf door de ouders. Dit zou wel enkel gelden voor kleine inbreuken, zoals een blikje op de grond gooien. Ik wist trouwens niet dat je daar een GAS-boete voor kon krijgen, maar blijkbaar beslist elke gemeente zelf welke inbreuken in aanmerking komen voor een GAS-boete en welke niet.
Het voorstel om de geldelijke boete te vervangen door een straf opgelegd door de ouders lijkt me complexer dan op het eerste zicht lijkt. Het is inderdaad zo dat de ouders de primaire opvoeders zijn en hun kinderen regels en normen moeten bijbrengen, maar er zijn ook ouders die niet goed weten hoe ze hun kind op een constructieve manier kunnen straffen. De vraag is dan of de ambtenaar in kwestie, die de straf moet beoordelen, hier wel raad mee weet. Is die ambtenaar voldoende in staat om deze groep ouders en hun kinderen te begeleiden?
Daarnaast speelt de leeftijd van de jongeren ook een rol. De GAS-wetgeving geldt vanaf 16 jaar. Uit onderzoek blijkt dat jongeren doorheen de adolescentie alsmaar minder controle en autoriteit van hun ouders aanvaarden. Dit wil niet zeggen dat ouders geen invloed meer hebben op hun tieners, maar op de leeftijd van 16-17 jaar nemen jongeren al behoorlijk wat zelfstandige beslissingen. De vraag is of het gezag van ouders in elk gezin nog wel aanvaard wordt?
Het lijkt me vooral moeilijk om dit voorstel op een correcte manier in de praktijk te brengen. Omdat elk gezin anders is en misschien ook elke ambtenaar, ligt het gevaar voor willekeur sterk op de loer.