DOOR MANUEL SINTUBIN. De online studentenbevraging is uitgegroeid tot een traag en log proces dat doorgaans enkel bevestigt wat de docent al weet over hetgeen dat semester al of niet fout gelopen is in het aangeboden onderwijs. Wensen we echt te gaan voor een kwaliteitscultuur rond onderwijs, moeten we de docent meer vertrouwen en verantwoordelijkheid geven om zelf zijn/haar onderwijskwaliteit aan te tonen.
Dit academiejaar wordt de vijfde ronde van de online studentenbevraging afgewerkt, ditmaal in zijn nieuwste “driejaarlijkse / jaarlijkse” cyclus. Zoals op de webstek te lezen valt “… kunnen zo concrete problemen gedetecteerd worden en kunnen tegelijkertijd goede proffen in de bloemetjes gezet worden”. Sinds de invoering van de studentenbevraging in het academiejaar 2006-2007 is er al wat gesleuteld aan de studentenbevraging, dan weer aan de vragen, nu weer aan de periodiciteit.
Maar wat men in dit hele opvolgingsproces steeds vergeet, is zich eens af te vragen of de studentenbevraging in de huidige vorm überhaupt nog bereikt waarvoor het bijna 10 jaar geleden uitgetekend en ingevoerd is, met name het garanderen en verbeteren van de kwaliteit van ons universitair onderwijs. Of schiet de studentenbedoeling nu misschien wel zijn doel voorbij?
Van auditorium tot personeelsdossier
De huidige studentenbevraging is uitgegroeid tot een trage, vrij logge, weinig transparante, administratieve molen. Na de laatste aanpassing begint het proces al met de selectie van de opleidingsonderdelen die dat semester al of niet bevraagd worden. Is dit selectieproces transparant voor docent en student? Vervolgens wordt de studentenbevraging na elke semester opengesteld voor de studenten en ontplooit zich een interfacultaire wedstrijd voor de hoogste responsgraad. Om enige representatieve responsgraad te bekomen worden ongeziene personele middelen ingezet, voor iets dat eigenlijk een automatisme zou moeten zijn bij elk student die zich betrokken voelt bij de kwaliteit van zijn onderwijs, met name het invullen van de vragenlijst. Eenmaal de bevraging is afgesloten – en de winnaar van de responsgraadcompetitie gekend is – start een tijdrovend proces van inzage, inspraak en evaluatie door de diverse actoren in het onderwijsgebeuren.
Uiteindelijk resulteert dit in een eindwaardering, uitgesproken door de subcommissie van de POC, die dan samen met de ‘ruwe’ resultaten (gemiddelde quotering per vraag) van de studentenbevraging, en de contextualisering van de docent, in het personeelsdossier van de betrokken docent terecht komt.
Sanctionering of waardering?
Maar hoe kijkt de docent eigenlijk naar deze studentenbevraging? Als instrument om “als goede docent in de bloemetjes gezet te worden”? Absoluut niet! Als het instrument om zijn/haar onderwijs te verbeteren? Ik betwijfel het sterk!
Waarschijnlijk eerder als spreekwoordelijke “stok om de hond te slaan”, die hem/haar mogelijk parten zal spelen in het bekomen van tenure of het binnenhalen van een, steeds zeldzamer wordende, bevordering. De opname in het personeelsdossier heeft dan ook eerder een afschrikkend effect. De docent zal bijvoorbeeld in een jaar waarin zijn/haar opleidingsonderdeel bevraagd wordt, niet echt geneigd zijn te “experimenteren” met zijn/haar onderwijs met het oog op verbetering van de kwaliteit. Want stel dat er iets fout loopt, vraagt de docent zich dan terecht af? “Dan word ik misschien afgestraft door de studenten … met alle gevolgen van dien voor mijn benoeming of bevordering”. Want inderdaad, is het niet zo dat studenten de studentenbevraging ook vooral zien als een sanctioneringsinstrument, en niet zozeer als een waarderingsinstrument?
Om hieraan enig tegengewicht te geven, is nu de procedure van de onderwijsportfolio – met peer review – opgestart, die ook de docent de kans moet geven om uit te pakken met zijn/haar onderwijsrealisaties en zo de onderwijskwaliteit, via het proces van de peer review, zichtbaar te maken voor zijn/haar beoordelaars. Nu is het alleen nog afwachten of de onderwijsportfolio een positieve invloed zal hebben in het benoemings- en bevorderingsproces met betrekking tot de waardering van de onderwijsinspanningen van de docent. The proof of the pudding is in the eating!
Quid onderwijskwaliteit?
Maar wat met de onderwijskwaliteit? Is deze gediend met de huidige studentenbevraging? Die vraag dient inderdaad gesteld te worden. Vooreerst, een docent die zich wat betrokken voelt met het onderwijs dat hij/zij verzorgt, weet zeer goed wat er dat semester fout gelopen is en wat dus voor verbetering vatbaar is. De studentenbevraging bevestigt dan ook doorgaans enkel wat de docent al weet. Is het sop dan de kool waard? Maar echte, inhoudelijke terugkoppeling vanwege de studenten, die wel ten goede zou kunnen komen aan de onderwijskwaliteit, krijgt de docent hierdoor niet … buiten de uitzonderlijke, summiere commentaren in het commentaarvak van de studentenbevraging.
Enkel door in alle vertrouwen en openheid in gesprek te gaan met de studenten, komt de docent echt te weten waar de problemen zich situeren. Een dergelijk gesprek is zoveel meer waard dan de studentenbevraging … en komt rechtstreeks de onderwijskwaliteit ten goede. Of een onafhankelijke hearing, professioneel afgenomen door onze onderwijsondersteuners, geeft de docent zoveel meer feedback waarmee hij/zij aan de slag kan om zijn/haar onderwijs te verbeteren.
Vertrouwen
Geef daarom de individuele docent het vertrouwen – en dus de verantwoordelijkheid – zelf in te staan voor het aantonen van zijn/haar onderwijskwaliteit. Dit kan hij/zij aantonen in zijn/haar onderwijsportfolio.
Geef de individuele docent het vertrouwen – en dus de verantwoordelijkheid – zelf in te staan voor het aantonen van zijn/haar onderwijskwaliteit.
Stimuleer zo dat de docent geregeld hearings laat organiseren op zoek naar echte feedback met het oog op de verbetering van zijn/haar onderwijs. Laat de peer reviewers van de onderwijsportfolio hierover een kwalitatief oordeel uitspreken dat dan opgenomen wordt in het personeelsdossier.
En geef daarnaast ook de opleiding zelf – in de hoedanigheid van de POC – het vertrouwen om de onderwijskwaliteit binnen de opleiding in alle collegialiteit, en in samenspraak met de studenten, te garanderen door het ontwikkelen van een performant kwaliteitszorgsysteem eigen aan de opleiding. De POC is immers best geplaatst om in te schatten waar het dreigt fout te lopen, wat er voor verbetering vatbaar is, en waarmee ze als good practice kan uitpakken. Enkel door dit vertrouwen te geven aan de actoren, die dagelijks moeten instaan voor kwaliteitsvol discipline-eigen onderwijs, creëer je als universiteit een echte kwaliteitscultuur rond onderwijs.
Quid studentenbevraging?
En wat met de studentenbevraging? Laat me heel duidelijk zijn. Ik ben en blijf een grote voorstander dat de studenten bevraagd worden over de kwaliteit van het onderwijs dat zij aangeboden krijgen. Maar maak de studentenbevraging “lean and mean”. Zorg ervoor dat de studentenbevraging zijn geëigende rol speelt in het kwaliteitszorgsysteem: als knipperlicht, een signaal naar docent en opleiding dat er zich mogelijk een probleem stelt. Maar haal het uit het beoordelingsproces van de docent.
En als het van mij afhangt, organiseer het gerust jaarlijks voor alle opleidingsonderdelen. In zijn ‘zuivere’ rol als knipperlicht wordt bovendien de responsgraad van ondergeschikt belang, wat de hele universitaire gemeenschap heel wat tijd uitspaart … die dan ‘echt’ kan geïnvesteerd worden in onderwijskwaliteit.
@Wouter:
Inderdaad is dat een grote uitdaging, maar zeker de moeite waard om toch te proberen het vertrouwen van de student te winnen voor een open gesprek. Het is altijd zeer verrijkend om met studenten over onderwijs ongedwongen van gedachten te kunnen wisselen.
De hearings zijn inderdaad arbeidsintensief, maar ja … “voor wat (onderwijskwaliteit), hoort wat”, niet? En het kan ook niet de bedoeling zijn hearings te organiseren voor de hearings. Ze moeten natuurlijk tot iets dienen. Docent (en opleiding) lijkt me ideaal geplaatst om in te schatten wanneer een hearing relevant kan zijn …
Voor het verzamelen van geanonimiseerde feedback, hoef je zelfs niet de onderwijsondersteuner “lastig te vallen”. Je kan dat gewoon aan de studentengroep zelf vragen dat ze alle feedback verzamelen en aan docent bezorgen.
Boeiende overwegingen!
De grote uitdaging in jouw voorstel is dat een echt open gesprek met studenten kan plaatsvinden. Durven de studenten in alle gevallen vrijuit te spreken? De onafhankelijke hearing daarentegen is te arbeidsintensief om voor elk vak te organiseren,
Is het een oplossing dat in het evaluatiegesprek tussen docent en studenten, de docent ook doorverwijst naar de facultaire onderwijsondersteuner(s) om (via e-mail) die feedback te geven die ze niet rechtstreeks aan de docent durven meedelen? De onderwijsonderssteuner kan dan die feedback geanonimiseerd aan de docent bezorgen.
Dit is op EarthlyMatters herblogd.