Slechts de helft van TSO en BSO leerlingen wil later een job die aansluit bij hun studie. Maar is dat wel zo erg?

DOOR HEIDI KNIPPRATH. Van richting veranderen tijdens de overgang van onderwijs naar de arbeidsmarkt wordt vaak gezien als het resultaat van een verkeerde studiekeuze tijdens de schoolloopbaan. Verkeerde studie- en loopbaankeuzes bestaan echter niet, zolang jongeren kunnen reflecteren over hun veranderende interesses, motieven en talenten en een beslissing kunnen nemen waar ze achter staan.

Geschreven door Heidi Knipprath. Heidi is onderzoeksexpert aan het HIVA – Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving.
Foto_Knipprath

Heidi Knipprath

De zomervakantie is begonnen. Een laatste directeur trekt momenteel de schoolpoort achter zich dicht. Jongeren van het zesde of zevende leerjaar secundair onderwijs zijn ondertussen afgezwaaid. Velen gaan lekker chillen, anderen zetten de eerste stap naar de arbeidsmarkt. Uit een bevraging onder leerlingen van de derde graad TSO en BSO bleek dat bij de overgang naar de arbeidsmarkt slechts 55% procent van hen een job wil uitoefenen die aansluit bij hun studierichting (Knipprath & Nicaise, 2016). Dit klinkt waarschijnlijk erg verontrustend voor beleidsmakers en onderwijsverstrekkers. En er zullen ongetwijfeld economen te vinden zijn die op basis van een financieel model kunnen berekenen wat de maatschappelijke kost van een ‘verkeerde’ studiekeuze is. Maar is dit echt wel zo erg?

Saskia van Uffelen, CEO van Ericsson Belux, vertelde tijdens een lezing afgelopen februari aan de KU Leuven over jongeren die vandaag in het hoger onderwijs een studie aanvangen die niet aansluit bij hun studierichting in het secundair onderwijs. Ze maken vervolgens na de hogere studies een wereldreis, proeven vluchtig van het aanbod op de arbeidsmarkt, volgen nog een extra master en gaan uiteindelijk van start met hun arbeidsloopbaan om te belanden in een functie die nog maar weinig te maken heeft met hun hogere studies. En, o ja, na verloop van tijd maken ze ook nog eens een inhoudelijke carrièreswitch of nemen loopbaanonderbreking. Jongeren blijven dus niet bij dezelfde werkgever voor de rest van hun leven.

Jongeren groeien en ontdekken zichzelf tijdens hun schoolloopbaan. 

Er staat dus een dynamische loopbaan te wachten voor jongeren die vandaag de schoolbanken verlaten. Want wat Saskia Van Uffelen beschreef is lang geen science fiction meer. Dit fenomeen past binnen het nieuwe loopbaandenken waarbij (jong)volwassenen verantwoordelijkheid nemen om de eigen loopbaan te sturen. Ze moeten daarom goed kunnen nadenken over de eigen interesses, motieven en kwaliteiten en de richting die ze willen uitgaan in hun levensloopbaan, want het leven is meer dan werken alleen. We noemen deze vaardigheden loopbaancompetenties. Het ontwikkelen en toepassen van deze loopbaancompetenties wordt loopbaanleren genoemd, naar het voorbeeld van het Nederlandse onderzoek door prof. Marinka Kuijpers.

In het nieuwe loopbaandenken nemen (jong)volwassenen verantwoordelijkheid om de eigen loopbaan te sturen.

Jongeren die beslissen op de arbeidsmarkt een job te zoeken die inhoudelijk niet aansluit bij hun afstudeerrichting zijn dus geen uitzondering. Ze hebben naar hun gevoel ook geen verkeerde studiekeuze gemaakt in het secundair onderwijs. Deze leerlingen in ons onderzoek over loopbaanleren stonden wel degelijk bewust achter hun keuze toen ze een studierichting kozen in het derde middelbaar. Maar zij groeiden, ontdekten de wereld, ontdekten zichzelf en meer nog, kregen dankzij werkplekleren inzicht in de eigen interesses en motieven.

Deze jongeren gingen in dialoog over hun interesses en kwaliteiten met leerkrachten, familie, vrienden en kennissen om vervolgens een keuze te nemen waar ze achter staan. Sommigen van hen kregen daarbij gepaste ondersteuning vanuit de school en ondernamen actie, waaronder bijscholing. Zij hebben met andere woorden de principes van loopbaanleren toegepast. Een meisje in de studierichting bakkerij besloot op die manier sociaal werk te zullen gaan studeren, een jongen uit auto-elektriciteit een job te zoeken in de financiële sector etc.

Inhoudelijk lijkt er geen match te zijn, maar de competenties die zij verwierven in hun studierichting, en buiten school, in de jeugdbeweging en elders kunnen ook aangewend worden in hun latere (onderwijs)loopbaan. Het antwoord lijkt dus nee te zijn: een andere richting uitgaan, hoeft niet erg te zijn.

Breken met de keuze die het watervalsysteem heeft opgedrongen

Maar, niet alle leerlingen die bewust kiezen voor een andere richting op de arbeidsmarkt, komen op deze manier tot een dergelijke beslissing. Een glas dat halfvol is, is ook halfleeg. Er is namelijk ook een groep jongeren die vanwege het watervalsysteem naar een studierichting gestuurd worden waarvoor ze niet warm lopen. (De helft van middelbare scholieren in TSO en BSO stroomt in vanuit een andere onderwijsvorm!)

Voor hen is het afstuderen het ideale moment om te breken met het afgelegde parcours en een omslag te maken. Dit zien we vooral in studierichtingen zoals kantoor, verkoop en Sociale en Technische Wetenschappen waarnaar leerlingen worden gestuurd wanneer ze minder goed hebben gepresteerd in het ASO of een andere studierichting. De inhoud van de richting boeit hen minder en het afstuderen van de middelbare school lijkt dan een ideale kans om zelf hun eigen richting te bepalen. Vaak houdt dat verder studeren in, wat dan helaas door leerkrachten ontmoedigd wordt en waarvoor de leerling weinig begeleiding of informatie krijgt.

Onderwijsloopbaanbegeleiding mag daarbij niet langer gezien worden als het moeten maken van de enige en juiste keuze die niet meer kan veranderen, maar als een continue proces van reflectie en dialoog.

Onderwijsloopbaangeleiding is niettemin ook voor deze leerlingen noodzakelijk om hen te helpen zichzelf te ontdekken, over zichzelf te reflecteren en gefundeerde keuzes te maken. En dit start het liefst zo vroeg mogelijk, volgens leerlingen.

Onderwijsloopbaanbegeleiding mag daarbij niet langer gezien worden als het moeten maken van de enige en juiste keuze die niet meer kan veranderen, maar als een continue proces van reflectie en dialoog. Ons onderzoek naar loopbaanleren toonde aan dat zowel het opdoen van praktische ervaringen als informele loopbaangesprekken leerlingen kan helpen bij het maken van keuzes.

Loopbaanbegeleiding voor iedereen

Loopbaanbegeleiding is niet alleen relevant voor leerlingen in technische studierichtingen en het beroepsonderwijs, maar ook voor leerlingen en studenten in het algemeen secundair en hoger onderwijs. En, voor volwassenen die de initiële schoolloopbaan achter zich hebben gelaten.

Loopbaanbegeleiding is zowel een taak van het individu, familie, als van het onderwijs, de overheid en de werkgever.

Bovendien is deze begeleiding niet enkel de verantwoordelijkheid van het individu, wat het nieuwe loopbaandenken vaak doet suggereren. Nee, loopbaanbegeleiding is zowel een taak van het individu, familie, als van het onderwijs, de overheid en de werkgever.

In het onderwijs is een eerste belangrijke stap het opleiden van leerkrachten om coachende gesprekken te kunnen voeren met leerlingen op informele en interactieve wijze, en in een sfeer van vertrouwen. Meer aandacht hiervoor in de lerarenopleiding is noodzakelijk. Op deze manier kunnen (jong)volwassenen beter voorbereid worden op hun levensloopbaan.

Knipprath, H., & Nicaise, I. (2016). Loopbaanleren in voltijds BSO en TSO. Een onderzoek naar de relatie tussen de loopbaanleeromgeving, loopbaancompetenties en loopbaanactualisatie. Leuven: Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen.