Hoe verder na de lockdown? Aanbevelingen vanuit de sociale psychologie

DOOR KAREN PHALET EN BATJA MESQUITA. Ook van zodra de coronamaatregelen versoepeld worden, zullen we iedereen in onze samenleving nodig hebben om het virus de baas te kunnen. Draagvlak creëren voor een volgehouden gezamenlijke aanpak, betekent consequent investeren in duurzame sociale verbinding.

Geschreven door Karen Phalet en Batja Mesquita. Zij zijn beiden professor aan het Centrum voor Culturele en Sociale Psychologie van de KU Leuven. Samen met collega’s van andere instellingen stelden zij enkele aanbevelingen op om de exit-strategie uit de coronamaatregelen in goede banen te leiden.
Phalet-Mesquita

Batja Mesquita en Karen Phalet

Er worden voorzichtig plannen gemaakt om over enkele weken de economie en het overige sociale leven gradueel opnieuw te laten starten. Maar de gevaren voor het opnieuw aanwakkeren van het virus zijn verre van geweken. Het doel van een exit-strategie moet zijn om alle segmenten van de bevolking een plaats te geven in een gezamenlijke aanpak van de virusdreiging. Daartoe zijn de verantwoording voor het gevoerde beleid en de sociale samenhang onder de bevolking onmisbare actieve ingrediënten.

  • Verantwoording van beleid vereist gedegen en betrouwbare informatieverstrekking, doeltreffende maatregelen, en een redelijk appel op verantwoordelijkheid en burgerzin eerder dan repressie. Door zich ook in de toekomst te laten informeren en bijstaan door experten kunnen beleidsmakers het vertrouwen van de bevolking behouden.
  • Sociale verbinding van de bevolking is alleen maar houdbaar als elke vorm van uitsluiting wordt opgespoord en tegengegaan. Insluiten impliceert het nastreven van een respectvolle (eerder dan punitieve) benadering van overtreders, een menselijke behandeling van zieken en zwakkeren in de samenleving, en aandacht voor de uitzonderlijke kosten van de crisis voor bepaalde groepen.

Een centrale vraag die zich stelt bij het uitwerken van exit-strategieën, is hoe we ervoor kunnen zorgen dat alle segmenten van de samenleving zich zullen inzetten voor de gezamenlijke strijd tegen het virus. Een van de belangrijkste uitdagingen waarvoor we in de komende tijd staan is dus om sociale verbinding te creëren en te bewaren. Dat is geen eenvoudige taak, zeker niet als ze voor langere tijd moet worden volgehouden. Bovendien betekenen de collectief geldende regels niet voor alle segmenten van de samenleving hetzelfde (ouderen of jongeren, mannen of vrouwen, alleenstaanden of ouders met kleine kinderen, zelfstandigen of werknemers, economisch kwetsbare groepen, minderheden …). Alleen als de specifieke effecten voor verschillende segmenten van de samenleving worden erkend, zal het beleid als legitiem ervaren worden.

Een van de belangrijkste uitdagingen waarvoor we in de komende tijd staan is om sociale verbinding te creëren en te bewaren. Dat is geen eenvoudige taak, zeker niet als ze voor langere tijd moet worden volgehouden.

Wanneer geven we het collectieve belang voorrang?

Binnen de sociale psychologie bestaat heel wat expertise over de omstandigheden waaronder individuen en groepen ervoor kiezen om collectieve belangen voorrang geven (d.w.z., denken, voelen en handelen als gemeenschap), en dus handelen in het algemeen belang. Deze expertise is empirisch onderbouwd in laboratorium- en veldonderzoek naar sociaal gedrag in een breed scala van contexten, waaronder uitzonderlijk ook extreme of levensbedreigende contexten.

Om op lange termijn de sociale verbanden tussen mensen te waarborgen – en om zo te blijven samenwerken om het virus de baas te kunnen – moet er voldaan zijn aan een drietal voorwaarden:

  1. Duidelijk algemeen belang: Het welbegrepen eigenbelang van individuele burgers om zichzelf te beschermen moet sporen met het algemene belang om de verspreiding van het virus in onze samenleving in te dammen. In de huidige context slaagt de overheid er goed in om een direct verband te leggen tussen het individuele eigenbelang en het algemene belang: Alleen als mensen zichzelf beschermen, kunnen ze ook anderen beschermen tegen besmetting; en dus is het in het algemeen belang dat iedereen zichzelf beschermt. Echter, zelfs tegen deze achtergrond kunnen bepaalde sociale categorieën of belangengroepen zich harder getroffen voelen door de maatregelen dan andere, of zich uitgesloten voelen van het gemeenschappelijk voordeel dat de maatregelen beogen. Het is belangrijk om die verschillende perspectieven in de samenleving te erkennen en te betrekken in de besluitvorming, om zich zo van een breed draagvlak te blijven verzekeren.
  2. Doeltreffende gezamenlijke aanpak. Het is essentieel dat burgers en groepen binnen de samenleving (a) zich houden aan duidelijke gezamenlijke gedragsregels (zoals fysieke afstand en hygiëne), (b) geïnformeerd zijn over de doeltreffendheid van die gedragsregels, en (c) overtuigd zijn dat die gedragsregels iedereen ten goede komen, en dus rechtvaardig zijn. Om burgers blijvend te motiveren om zich volgens collectieve normen te gedragen is precieze en betrouwbare publieke informatie over de doeltreffendheid van de gezamenlijke aanpak essentieel.
  3. Gedeelde emoties. Gedeelde emoties zijn onmisbaar als drijfveer voor een gezamenlijk engagement tegen de verspreiding van het virus. In de context van deze pandemie kan een heel scala van zowel positieve als negatieve emoties verbindend werken. Zo kan gedeelde angst zorgen voor collectieve waakzaamheid; empathie met slachtoffers en hun nabestaanden en bezorgdheid om elkaar zorgen voor solidariteit, gedeelde rouw om verliezen brengt troost, dankbaarheid aan zorgverleners en hoop om het virus in te perken houden de collectieve moraal hoog. Voor een duurzaam collectief engagement is het belangrijk dat deze ervaringen worden gedeeld.
Concrete aanbevelingen
Om duurzame sociale verbinding te realiseren, en daarmee op doeltreffende wijze het virus te blijven bestrijden, doen wij de volgende concrete aanbevelingen (De aanpak van het federale crisisteam was tot nu toe in grote mate consistent met deze aanbevelingen):

  1. Bevorder sociale verbinding rondom gedeelde gedragsregels door het algemeen belang ervan uit te leggen eerder dan dwang of straf te gebruiken. Dwang zal geen algemene verbinding tot stand brengen. Natuurlijk verdient het politie optreden tegen overtreders onze volledige steun, maar op termijn is het onontbeerlijk dat burgers het algemeen belang en de doeltreffendheid van (nieuwe) maatregelen inzien; d.w.z., dat zij begrijpen hoe een collectieve aanpak ons als samenleving beschermt tegen het virus.
  2. Stel duidelijke gedragsnormen. Wees duidelijk welk gedrag jezelf en anderen tegen het virus beschermt en toon duidelijke, liefst visuele voorbeelden van het gewenste gedrag.
  3. Communiceer over de doeltreffendheid van de collectieve aanpak. Als de collectieve aanpak positieve effecten heeft, verhoogt communicatie hierover uiteraard de motivatie om zich te blijven engageren. Maar ook negatieve uitkomsten (bijv., het verlies van mensenlevens of een tekort aan verzorgend personeel) moeten worden gecommuniceerd, samen met realistische antwoorden vanuit het beleid om deze uitkomsten in de toekomst te vermijden. Dat laatste is nodig om het vertrouwen van individuele burgers en groepen binnen de samenleving te blijven behouden.
  4. Geef betrouwbare en overtuigende informatie. Het is belangrijk dat de gezamenlijke aanpak vanuit het beleid publiek wordt verantwoord en opgevolgd door (medische) experten. De nauwe betrokkenheid van experten bij het beleid (zoals die nu bestaat) is niet vanzelfsprekend, en moet het publieke vertrouwen ook in de toekomst blijven garanderen.
  5. Zorg ervoor dat de collectieve aanpak rechtvaardig is. Essentieel voor het behoud van sociale verbinding is dat de collectieve aanpak rechtvaardig is; d.w.z, rekening houdt met de belangen en het welbevinden van alle segmenten van de samenleving. Aandacht voor ongelijkheid (bijv. onvoldoende medische zorg in verpleeghuizen) is een absolute voorwaarde voor sociale verbinding op lange termijn.
  6. Communiceer op maat van verschillende doelgroepen. Om verschillende doelgroepen in de samenleving te bereiken en te betrekken, zullen goede communicatielijnen nodig zijn. Taalgebruik, specifieke boodschap, en ook de boodschapper moeten toegesneden worden op maat van de verschillende doelgroepen. Om effectief te zijn is immers gerichte communicatie nodig die aansluit bij de perspectieven van bijvoorbeeld jongeren en ouderen, mannen en vrouwen, hoog- en laagopgeleiden, landelijke gemeenten en grootsteden, en groepen met een migratieachtergrond (etc.)
  7. Creëer nieuwe vormen van sociale verbinding (of moedig spontane ininitiatieven aan). Sociale contacten – al of niet op afstand – zijn voor mensen even levensnoodzakelijk als eten en drinken. Maatregelen die langdurig het sociale leven inperken bedreigen niet alleen het persoonlijk welbevinden en de eigen gezondheid. Op termijn ondergraven zij de sociale samenhang in de maatschappij, tenzij er alternatieve vormen van sociabiliteit voor in de plaats komen. Het is daarom van belang om extra te investeren in het sociale weefsel. Dat kan door randvoorwaarden te voorzien (bijv. publieke ruimte aanpassen aan sociabiliteit met fysieke afstand) dan wel door spontane initiatieven te steunen (bijv. online acties van straat- of buurtgroepen).
  8. Maak plaats voor collectieve en persoonlijke emoties. Collectieve emoties zijn een krachtig bindmiddel. Naast publieke briefings met feitelijke informatie zijn ook collectieve momenten nodig voor het delen van gezamenlijke ervaringen en emoties: de onvermijdelijke angst en onzekerheid, dankbaarheid, rouw, en hoop… Daarnaast moeten ook persoonlijke emoties een plaats krijgen, zoals verdriet, wanhoop en boosheid (bijv. ten gevolge van eenzaamheid, het verlies van geliefden of van betekenisvolle bezigheden). Door deze verschillende emoties te erkennen vermijd je dat zij het draagvlak voor een collectief engagement kunnen aantasten.

Uitdagingen en knelpunten

We zien ook grote uitdagingen en enkele mogelijke knelpunten die de sociale verbinding nodig voor een collectief engagement op de proef kunnen stellen:

  1. Handhaving met harde hand. Als de nadruk sterk komt te liggen op het handhaven van orde en het bestraffen van overtredingen, kan dit in de hand werken dat bepaalde groepen publiek worden aangewezen als oorzaak van de pandemie. Deze groepen kunnen dan de schuld krijgen van de gezondheidscrisis vanwege hun gedrag (bijv. jongeren die lock-down feestjes organiseerden) of hun conditie (bijv. ouderen, mensen die obees zijn).
  2. Wantrouwen. Autoriteiten die burgers niet vertrouwen om de juiste beslissingen te nemen, hen onvoldoende informeren, of door repressie een collectieve aanpak forceren, riskeren verlies van het engagement van de bevolking. Alleen in wederzijds vertrouwen kan duurzame sociale verbinding worden gecreëerd en in stand gehouden.
  3. Groepen die zich benadeeld voelen. Er is een gevaar dat individuen of groepen zich op termijn distantiëren van een gezamenlijke aanpak, als zij nadeel menen te ondervinden van die aanpak (bijv. beroepsgroepen die financieel schade lijden) of onvoldoende te winnen hebben bij diezelfde aanpak (risico-beroepen, bepaalde leeftijdsgroepen, culturele minderheden…). In die gevallen kan de perceptie ontstaan dat het individuele of specifieke groepsbelang niet langer spoort met het algemene belang zoals dit wordt voorgesteld.
  4. Groepen die zich in het exit-proces onrechtvaardig behandeld voelen. Bij een graduele normalisering kunnen bepaalde groepen in de samenleving zich op basis van leeftijd of beroep, of anderszins, achtergesteld voelen (bijv. de lokale verfwinkels bij het heropenen van de grote doe-het-zelf handelszaken). Ook dit kan tot een breuk in de sociale verbinding leiden.
  5. Incompetentie of gebrek aan integriteit van beleidsmakers. Beleidsmakers (op lokaal, regionaal en federaal niveau) belichamen de sociale verbinding. Als bestuurders er niet in slagen doeltreffend beleid te voeren (en dus niet competent overkomen) of als zij het algemeen belang uit het oog zouden verliezen (en voorrang lijken te geven aan eigen belang of aan specifieke belangen van hun kiezers) zal dat afbreuk doen aan de sociale samenhang die zo nodig is voor een gezamenlijke aanpak.

Verbinding kan alleen bereikt worden als de belangen en perspectieven van verschillende segmenten in de samenleving erkend worden en op termijn een plaats krijgen. Het is een èn-èn kwestie, niet een óf-óf kwestie.

Het gevaar van rebellie

Het is onvermijdelijk dat allerlei groepen in de samenleving uitzonderingen zullen bepleiten, vooral in de vorm van financiële compensaties. Al is volledige compensatie wellicht onmogelijk, toch is het nodig dat beleidsmakers erkennen dat de gezamenlijke aanpak niet voor iedereen dezelfde consequenties heeft – en aantonen dat desondanks iedereen het meest gebaat is bij zo’n aanpak. Sociale verbinding betekent niet dat iedereen dezelfde belangen heeft. Verbinding kan alleen bereikt worden als de belangen en perspectieven van verschillende segmenten in de samenleving erkend worden en op termijn een plaats krijgen. Het is een èn-èn kwestie, niet een óf-óf kwestie. In sociale verbondenheid moeten verschillende groepen het idee krijgen dat de overheid hun noden serieus neemt (zelfs als een volledige financiële vergoeding niet tot de mogelijkheden behoort). Indien de overheid de verschillende perspectieven in de samenleving onvoldoende zou erkennen, zou dat verzet uitlokken bij bepaalde groepen en zo het collectief engagement van de gehele bevolking op de helling zetten.

De grootste bedreiging voor sociale verbinding is dat die rebellie vervolgens met harde hand wordt aangepakt, waardoor benadeelde groepen zich nog meer distantiëren van de collectieve aanpak en deze verder aan legitimiteit inboet. In het ultieme geval kan een breuk in de sociale verbinding de epidemie opnieuw aanwakkeren.

 

Dit stuk is gebaseerd op een eerdere aanbeveling aan de federale expertgroep die zich buigt over exit strategieën, en werd ondertekend door een groot consortium van professoren in de sociale psychologie aan alle Belgische universiteiten, onder wie behalve de opstellers van dit document ook: Assaad Azzi (ULB), Filip Boen (KU Leuven), David Bourguignon (UCLouvain), Annalisa Casini (UCLouvain), Benoit Dardenne (ULiège), Jozefien Deleersnyder (KU Leuven), Katrien Franssen (KU Leuven), Ginette Herman (UCLouvain), Vera Hoorens (KU Leuven), Christophe Leys (ULB), Laurent Licata (Professor of social psychology ULB), Agnes Moors (KU Leuven), Olivier Klein (ULB) Arne Roets (UGent), Bernard Rimé (UCLouvain), Claudia Toma (ULB), Alain Van Hiel (UGent), Colette van Laar (KU Leuven), Frank Van Overwalle (Professor of social psychology, VUB), Maarten Van Steenkiste (Professor of social psychology, UGent), Karl-Andrew Woltin (UCLouvain), Vincent Yzerbyt (UCLouvain)