DOOR LUC SELS. De media berichten dezer dagen uitgebreid over de wijze waarop universiteiten en hogescholen omgaan met problematische situaties van grensoverschrijdend gedrag. De afgelopen jaren is aanzienlijke vooruitgang geboekt, maar we moeten ook durven kijken waar het beter moet.
De media berichten dezer dagen uitgebreid over de wijze waarop universiteiten en hogescholen omgaan met problematische situaties van grensoverschrijdend gedrag. Onze ombudspersoon, Pol Ghesquière, benadrukte in een artikel in de Standaard terecht dat ook aan de KU Leuven verschillende onderzoeken lopen. “Een universiteit is een erg hiërarchische omgeving”, zo stipte hij aan. “Een student heeft een prof nodig, een doctoraatsstudent een promotor, een prof een decaan”.
Een universitaire gemeenschap is kwetsbaar. Zoveel is duidelijk. We moeten dit moment daarom aangrijpen om opnieuw te reflecteren over onze aanpak en te kijken waar het beter kan, neen beter moet. Dat moeten we durven: een ambitieuze academische instelling die echt inclusief wil zijn kan zich niet permitteren om op dit vlak stil te blijven staan. We moeten dit doen, omdat grensoverschrijdend gedrag in diverse vormen nog te vaak voorkomt en omdat melders zich lang niet altijd voldoende gehoord voelen.
Dit is een verhaal van ons allen samen. Dat betekent dat we allemaal onze nek moeten durven uitsteken.
Ik ga zo dadelijk in op de formele stappen die we willen zetten. Eerst wil ik dit nog kwijt. Dit is een verhaal van ons allen samen. Dat betekent dat we allemaal onze nek moeten durven uitsteken als er in onze directe omgeving indicaties zijn van grensoverschrijdend gedrag. We moeten (mede)studenten en collega’s aanspreken als ze te ver gaan, en zo nodig melding maken of een klacht durven neerleggen als dat gerechtvaardigd is. In een cultuur van openheid en vertrouwen is dat makkelijker. Om die cultuur nog te versterken is onze alledaagse omgang met elkaar zo belangrijk: ons collegiaal en medemenselijk opstellen, elkaar steunen en feedback geven.
Waar staan we
Dat dit debat zich ontspint rond de universiteiten doet wellicht pijn bij de vele collega’s en studenten die hun moreel kompas juist hebben staan en bij al wie onze gemeenschap als warm en inclusief ervaart. Dat er in het debat zo weinig aandacht gaat naar de aanzienlijke vooruitgang die de universiteiten de voorbije jaren geboekt hebben, is ongetwijfeld frustrerend voor al wie dagelijks werkt aan een respectvolle werk- en leeromgeving. Daarom wil ik ook bewust even stilstaan bij het werk dat al gebeurd is.
Het streven naar een meer inclusieve universiteit is al meerdere jaren een prioriteit. In 2020 wijdde ik er mijn rede bij de Academische Opening aan. “Inclusief zijn houdt in dat je grenzen stelt: grenzen aan uitsluiting, aan stigmatisering, aan haat, aan geweld, aan machtsmisbruik, aan discriminatie, aan elke vorm van grensoverschrijdend gedrag waarin anderen worden uitgesloten of vernederd of waarin de stem van anderen wordt gesmoord”.
Ik voegde er toen aan toe dat sommige studenten zich op dat moment afvroegen “waar de universiteit precies de grens trekt, wat ze tolereert of, omgekeerd, niet verdraagt. Bij sommigen heerst een gevoel van vrijblijvendheid, ja zelfs straffeloosheid. Dat gevoel wordt gevoed door de terughoudendheid in ons optreden, door de confidentialiteit van onze tuchtregelingen, door stugge procedures”. Die onduidelijkheid en het ermee gepaard gaande gevoel van straffeloosheid hebben we het voorbije jaar aangepakt.
In 2020-2021 werd breed gesensibiliseerd met de campagne ‘Een pact voor respect’. Deze campagne mondde uit in een ‘Charter voor inclusie’ en een webstek ‘Inclusie aan KU Leuven’ die studenten en medewerkers de weg wijst, toont hoe we drempels verlagen, en alle nodige informatie over hoe de KU Leuven grensoverschrijdend gedrag aanpakt, samenbrengt. Die aanpak is, op basis van heel wat gesprekken, recent vernieuwd.
Het in 2017 opgerichte centraal Meldpunt Grensoverschrijdend Gedrag en het goed uitgebouwde vertrouwensnetwerk spelen een cruciale rol in preventie en opvolging. Het vertrouwensnetwerk bestaat uit vertrouwenspersonen, preventieadviseurs, vertrouwensantennes en doctoraatsombudsen. Het zijn mensen met uiteenlopende profielen: professoren, administratief en technisch personeel, assisterend personeel, vrouwen en mannen, divers in leeftijd en achtergrond. Dat geeft eenieder de kans om de toegang tot het netwerk te kiezen die het meest vertrouwen inboezemt.
Het netwerk werkt samen met een externe dienst voor preventie en bescherming, IDEWE. Dat is belangrijk om te beklemtonen. In het debat wordt vaak vergeten dat we met IDEWE ook vandaag al een instantie hebben waar elkeen terecht kan voor onafhankelijk onderzoek. Ons Meldpunt ondersteunt ook als het nodig is om klacht in te dienen bij de politie.
Samen staan al deze actoren in voor het psychosociaal welzijn. Ze flankeren andere instanties zoals het studentengezondheidscentrum. Ze zijn aanspreekpunt voor vele psychosociale risico’s en klachten: van persoonlijke problemen zoals ongelukkig of uitgeput zijn, over pesterijen en vormen van verbale agressie, tot ongewenst seksueel gedrag. Denk ook aan teamconflicten en machtsmisbruik. De universiteit heeft met dit netwerk gekozen voor toegankelijke en laagdrempelige aanspreekpunten om zo snel mogelijk lokaal te kunnen ingrijpen en zo escalatie te voorkomen.
Deze aanpak werkt. Door de uitrol van het netwerk is het aantal meldingen bij de verschillende vertrouwenspersonen en ombudsen gevoelig gestegen, van enkele tientallen cases zo’n tien jaar geleden tot bijna 500 in 2020. Dat is cruciaal, want elke melding geeft een kans om naar een oplossing te zoeken.
Ook de invoering van het Centraal Meldpunt in 2017 heeft een kentering meegebracht. Daar gingen we van een twintigtal meldingen in 2017 naar zo’n 140 in 2020. Ongeveer drie vierde van deze meldingen krijgen snel een oplossing. Maar een aanzienlijk aantal leidt tot meer intensieve remediërings- of bemiddelingstrajecten, of in enkele gevallen een doorverwijzing naar de tuchtinstantie.
Deze aanpak werkt. Door de uitrol van het netwerk is het aantal meldingen bij de verschillende vertrouwenspersonen en ombudsen gevoelig gestegen.
Wat preventie betreft, heeft de universiteit de voorbije jaren een ruime waaier van initiatieven ontplooid. Denk aan de opvolging van de Tevredenheidsmonitor op het niveau van faculteiten, departementen en diensten. Er is de voor alle nieuwe ZAP-collega’s verplichte meerdaagse iSupervise-opleiding die zich focust op leiderschap, coaching, een inclusieve teamcultuur, etc. De aandacht voor wetenschappelijke integriteit en ethiek in onderzoek is aangescherpt. Er zijn charters die leidend zijn voor de samenwerking tussen promotor en doctorandus/a of postdoc.
Tenslotte hebben we ook een nieuw orde- en tuchtreglement voor studenten ingevoerd dat veel duidelijker beschrijft wat kan en niet kan en de verantwoordelijkheden in tuchtprocedures helder stelt.
Het zijn voorbeelden van stappen naar een respectvolle en inclusieve universiteit. Daar blijven we aan werken.
Wat beter kan
We hebben een uitgebouwde werking rond grensoverschrijdend gedrag. Maar het huidige debat moeten we vastgrijpen om in deze complexe problematiek versneld stappen voorwaarts te zetten. Een lerende organisatie is dat verplicht aan zichzelf en haar leden. Ze laat zich niet zomaar onder druk zetten of in de hoek drummen. Neen, ze toont de moed om naar zichzelf te kijken, zwakke punten te identificeren en daaraan te werken. Zonder dralen en vastberaden.
De samenleving stelt zich terecht de vraag hoe universiteiten met grensoverschrijdend gedrag omgaan. Het is onze plicht om daar duidelijk over te zijn. We zijn immers medeverantwoordelijk voor tienduizenden jongeren en duizenden collega’s. Om nu een antwoord te geven aan die terechte bezorgdheid in de ruimere samenleving, is geen radicale ommezwaai nodig, noch ‘plots’ nieuw beleid dat ‘onder druk’ ingevoerd wordt. Neen, deze maatschappelijke evoluties leven ook al enige tijd in de universiteit. Er is de voorbije jaren veel vooruitgang geboekt en daar moeten we op voortbouwen. Die vooruitgang mag vertrouwen geven: we kunnen ook de volgende stappen aan.
De samenleving stelt zich terecht de vraag hoe universiteiten met grensoverschrijdend gedrag omgaan. Het is onze plicht om daar duidelijk over te zijn.
Het gaat daarbij lang niet alleen over de vraag of we (adequaat) optreden, maar ook over transparantie en verifieerbaarheid van hoe we met grensoverschrijdend gedrag omgaan. Een sfeer van geheimzinnigheid wordt noch door de academische gemeenschap, noch door de bredere samenleving aanvaard.
Welke de volgende stappen zijn
Externe review. Ik zal nog deze maand aan de Academische Raad voorstellen om de sinds 2017 uitgewerkte processen en procedures in de loop van volgend academiejaar grondig te evalueren. Dat gebeurt best door een onafhankelijke commissie, in de vorm van een externe review waarvan de resultaten publiek worden gemaakt. Deze commissie kijkt naar de werking van het meldpunt, de wijze waarop meldingen opgevolgd worden, de communicatie over rechten en plichten, hoe we omgaan met belangenconflicten, de doorlooptijd van dossiers, hoe we melders beschermen of omgaan met anonieme meldingen, etc. Zulke review wordt best begeleid door een multidisciplinaire stuurgroep die adviezen uitwerkt voor het universiteitsbestuur. In die groep moeten onze huidige vertrouwenspersonen, die kostbare ervaring hebben opgebouwd en die weten wat werkt en niet werkt, goed vertegenwoordigd zijn.
Ik zal nog deze maand aan de Academische Raad voorstellen om de sinds 2017 uitgewerkte processen en procedures in de loop van volgend academiejaar grondig te evalueren.
Tuchtreglement. In 2021 hebben we een nieuw, eigentijds orde- en tuchtreglement voor studenten ingevoerd. Een herziening van het orde- en tuchtreglement voor het academisch personeel staat eveneens op de planning. Ook in andere personeelsgeledingen is dat relevant. Dat vraagt aandacht voor de sancties, de uitklaring van bevoegdheden in tuchtzaken, de gevolgde tuchtprocedure en de doorlooptijd ervan, de bepalingen in verband met verjaring, hoe gecommuniceerd kan worden aan melders en indirecte betrokkenen, etc. Ook de relatie met de procedures voor evaluatie van academisch personeel is hier aan de orde.
Capaciteitsversterking. Zoals hoger toegelicht heeft de KU Leuven het vertrouwensnetwerk al stevig uitgebreid. De drie (vrouwelijke) collega’s die vandaag de wettelijke rol van vertrouwenspersoon opnemen en de centrale ombudspersoon worden breed erkend voor hun expertise en empathie. Ze zijn cruciale actoren in casussen die een meer intensieve opvolging en begeleiding vragen. In het kader van de vermelde review zullen we nagaan of we voldoende vertrouwenspersonen hebben en of een tweede (vrouwelijke) ombudspersoon aangewezen is. We laten ook bekijken of een verdere uitbouw van een vertrouwensnetwerk voor studenten en/of een verdere professionalisering aangewezen zijn.
Opleiding en sensibilisering. De intensieve meerdaagse opleidingen voor nieuwe decanen, departementsvoorzitters en andere leidinggevenden, maar ook de verplichte iSupervise-opleiding voor nieuwe professoren verdienen bijzondere aandacht. Ook nu al nemen leiderschap en coaching daar een belangrijke plaats in. Maar in deze programma’s is meer aandacht nodig voor het voorkomen, tijdig signaleren en opvolgen van vormen van grensoverschrijdend gedrag. Zo versterken we onze ‘zintuigen’ in alle entiteiten die van belang zijn. Ook in de doctoraatsopleidingen is zulke integratie nuttig, naast de al aanwezige klemtoon op wetenschappelijke integriteit.
Nazorg. Opleiding is niet voldoende. Ook opvolging en momenten van intervisie zijn van belang. Opvolging vraagt daadkracht en zorgzaamheid tegelijkertijd. Dit is een complexe taak waar veel leidinggevenden te weinig op voorbereid zijn. Ook nazorg bij de afronding van een traject is van belang. Zo voorkomen we dat een situatie die op een bepaald moment stabiel lijkt te zijn nadien toch uit de hand loopt. De opvolging en alertheid voor de nazorg leggen we best niet bij één persoon. Een aanpak die meerdere collega’s toelaat de situatie op te volgen, is aangewezen.
Opleiding is niet voldoende. Ook opvolging en momenten van intervisie zijn van belang.
Zichtbaarheid. Vandaag al rapporteert onze dienst VGM over de (opvolging van de) meldingen aan het Vertrouwensnetwerk en het Meldpunt Grensoverschrijdend Gedrag. Verdere stappen zijn nuttig en nodig. Zo rapporteren we sinds 2018 ook (anoniem) de door de Commissie Wetenschappelijke Integriteit behandelde inbreuken en hoe ze opgevolgd zijn. Dat laat de universiteit toe te leren en conclusies te trekken over welke thema’s meer aandacht verdienen in de uitbouw van een preventiebeleid. Ook rond de thematiek van grensoverschrijdend gedrag is zulke ontsluiting nuttig en nodig. Dat gebeurt al, maar moet meer zichtbaar en publiek gemaakt worden, met meer kadering van ‘lessons learnt’.
Kwaliteitscyclus. Een externe audit mag niet eenmalig zijn. We moeten meer denken in termen van een vaste kwaliteitscyclus, met een regelmatige externe toets van onze processen en procedures, telkens vanuit een multidisciplinair perspectief. De gevallen van grensoverschrijdend gedrag die de laatste dagen in de pers komen, vestigen terecht de aandacht op een probleem waar we al vele jaren hard aan werken, maar dat persistent is en telkens opnieuw aandacht moet krijgen in een organisatie die zo snel vernieuwt, met steeds andere generaties van studenten en onderzoekers. Een regelmatige kritische review om na te gaan waar we staan, bijvoorbeeld in een cyclus van zes jaar, is aangewezen.
Hoe we kunnen samenwerken
Het debat spitst zich in de publieke opinie toe op de vraag of er al dan niet een onafhankelijk, extern meldpunt moet komen. Ik heb hier twijfels bij omdat het een melder verder weg brengt van de universiteit die uiteindelijk toch zelf het heft in handen zal moeten nemen in een traject van remediëring, opvolging of tucht. De stijging van het aantal meldingen binnen de KU Leuven toont aan dat een goed uitgebouwd meldpunt, ondersteund door een laagdrempelig vertrouwensnetwerk dat kan bogen op de expertise van een externe partner, kan werken. Slachtoffers vinden duidelijk sneller de weg naar het Meldpunt.
Ik heb echter geen fundamentele bezwaren als er overtuigende argumenten ‘pro’ zijn. Ik ga graag in overleg met de andere universiteiten en de bevoegde ministers om te bekijken hoe een extern meldpunt zo vormgegeven kan worden dat het de sterktes van een vertrouwensnetwerk optimaal aanvult. Wat ik in deze oproep vooral wil beklemtonen, is dat we ons niet mogen verschuilen achter dit pleidooi voor een extern meldpunt. Want ook als dat er komt, ontslaat ons dat niet van onze plicht om binnen de universiteit nog beter te worden in een verantwoordelijkheid waarin we duidelijk groeien.
Wat ik in deze oproep vooral wil beklemtonen, is dat we ons niet mogen verschuilen achter dit pleidooi voor een extern meldpunt.
In elk geval is een verdere goede samenwerking tussen universiteiten en hogescholen in de schoot van de Vlaamse Universitaire Raad en de Vlaamse Hogescholenraad van groot belang. In 2018 publiceerde VLIR een ambitieus Charter Grensoverschrijdend Gedrag dat binnenkort een eerste keer wordt geëvalueerd. De ontwikkeling van een gezamenlijke visie, de uitwisseling van goede praktijken, de opbouw van een lerend netwerk: het zijn allemaal stappen waarrond de universiteiten en hogescholen de krachten kunnen bundelen.
Luc Sels, rector
Mede namens de vicerectoren en de algemeen beheerder