Beroepsonzekerheid: Hoe zien werknemers uit verschillende landen de toekomst van hun beroep in het licht van automatisering?

DOOR LARA C. ROLL. Met de komst van ChatGPT worden we opnieuw met onze neus op de feiten gedrukt. Onze jobs, onze beroepen zullen er morgen niet meer uitzien als vandaag. Automatisering is een realiteit, en heeft veel voordelen. Maar het idee kan ook voor veel onzekerheid zorgen.

Door Dr. Lara C. Roll, sinds september 2020 Marie Curie postdoctoraal onderzoekster aan de Onderzoeksgroep Arbeids-, Organisatie- en Personeelspsychologie, onder begeleiding van prof. dr. Hans De Witte. Het onderzoek waarover ze schrijft werd gefinancierd door het Horizon 2020 ‘Research and Innovation’-programma van de Europese Unie onder de Marie Sklodowska-Curie-subsidieovereenkomst nr. 896341
Dr. Lara C. Roll

De komst van ChatGPT brengt dezer dagen nog maar eens het enorme potentieel van automatisering onder de aandacht. Hoewel automatisering veel voordelen kan opleveren, zoals grotere efficiëntie en het schrappen van repetitieve taken, kan het ook hele beroepen ontwrichten en veranderen. ChatGPT roept momenteel vooral nieuwsgierigheid en verwondering op, maar iedereen beseft dat deze technologie vroeg of laat een impact zal hebben op ons (beroeps)leven. In een bekende studie schatten Frey en Osborne dat tot 47% van de huidige jobs in de Verenigde Staten binnen één tot twee decennia dreigt te worden geautomatiseerd. Een trend die wellicht door de COVID-19-pandemie nog is versneld.

Globale of inhoudelijke beroepsonzekerheid

Aan de Onderzoeksgroep Arbeids-, Organisatie- en Personeelspsychologie van de KU Leuven hebben we een schaal ontwikkeld om te meten in hoeverre werknemers bang zijn dat hun beroep volledig verdwijnt of sterk verandert door automatisering.
Hierbij is het belangrijk een onderscheid te maken tussen een “job” en een “beroep”: een “job” is een specifieke rol binnen een bepaalde organisatie, een “beroep” is het vak waarin iemand is opgeleid. Kelner in een restaurant is bijvoorbeeld een job. Als de kelner ontslagen wordt, kan hij nog steeds in een ander restaurant gaan werken. Maar als kelners vervangen worden door machines, dan moeten die zich omscholen en een ander beroep leren. Als mensen zien dat hun beroep steeds meer geautomatiseerd wordt, dan kan dat de perceptie van beroepsonzekerheid vergroten.

We kunnen twee soorten beroepsonzekerheid onderscheiden: globale en inhoudelijke beroepsonzekerheid. Iemand ervaart globale beroepsonzekerheid wanneer de persoon denkt dat het beroep als geheel dreigt te verdwijnen door automatisering. Zo heeft het wijdverbreide gebruik van automatische kassa’s in supermarkten het voor winkeliers mogelijk gemaakt om caissières te vervangen door machines.

Inhoudelijke beroepsonzekerheid verwijst daarentegen naar de perceptie dat, zelfs als een beroep  niet volledig verdwijnt, de taken en verantwoordelijkheden binnen dat beroep aanzienlijk kunnen veranderen. Zo heeft het toenemende gebruik van robots in de productiesector ervoor gezorgd dat in plaats van repetitieve taken aan de lopende band, werknemers vaker taken uitvoeren die meer gespecialiseerde vaardigheden vereisen, zoals het programmeren en onderhouden van de robots.
Hoewel deze veranderingen kunnen leiden tot meer voldoening en minder saaie jobs, kunnen werknemers vrezen dat zij niet over de juiste vaardigheden beschikken om met deze veranderingen om te gaan.

Beroepsonzekerheid meten

De schaal voor beroepsonzekerheid (“occupation insecurity scale”: OCIS) die wij hebben gemaakt, meet zowel globale als inhoudelijke beroepsonzekerheid. De schaal kan in verschillende talen worden gedownload van deze website: www.occupationinsecurity.com.

In het project werd de OCIS-schaal gebruikt om gegevens te verzamelen in Vlaanderen, Duitsland, het VK, de VS en China (5080 deelnemers in totaal). De gegevens waren representatief wat betreft leeftijd, geslacht en (met uitzondering van China) regio. Uit de resultaten blijkt dat werknemers in Vlaanderen en Duitsland het laagst scoren op zowel globale beroepsonzekerheid als inhoudelijke beroepsonzekerheid. Werknemers in het VK en de VS scoren hoger voor globale maar  niet voor inhoudelijke beroepsonzekerheid, d.w.z. werknemers in het VK en de VS maken zich meer zorgen over het verdwijnen van hun hele beroep dan werknemers in Vlaanderen en  Duitsland. De hoogste beoordeling werd gegeven door werknemers in China: zij waren het meest bevreesd dat hun beroep zou kunnen verdwijnen (globale beroepsonzekerheid) of aanzienlijk zou veranderen (inhoudelijke beroepsonzekerheid).

Uit de resultaten bleek dat 16,8% van de werknemers globale beroepsonzekerheid ervaart, terwijl maar liefst 51,3% inhoudelijke beroepsonzekerheid ervaart. Ongeveer 11,2% verwachten dat hun beroep binnen 1-2 jaar zou verdwijnen, terwijl 16,4% aangaf dat hun beroep binnen 5-10 jaar zou verdwijnen. Maar liefst 41,3% van de deelnemers verwachtte dat hun beroep als gevolg van technologische ontwikkelingen grote veranderingen zou ondergaan, en 42,8% meende dat zij een aanvullende technologische opleiding nodig hadden om hun huidige beroep te kunnen blijven uitvoeren.

Mannen maakten zich beduidend meer zorgen over het behoud van hun beroep, zowel globaal als inhoudelijk, dan vrouwen. De reden hiervoor kan zijn dat veel,  traditioneel door vrouwen gedomineerde beroepen, zoals onderwijs en gezondheidszorg, een kleiner risico op automatisering hebben. Verder zijn werkenden met een hoger opleidingsniveau meer bevreesd. Wellicht hebben zij meer kennis  vergaard over automatisering of werken ze vaker met geautomatiseerde processen. Ten slotte zijn, in tegenstelling tot wat men zou verwachten, de jongere en middelbare leeftijdsgroepen (18-49 jaar) meer bevreesd dan hun oudere tegenhangers (50-65 jaar). De oudere leeftijdsgroep verwacht misschien dat ze op pensioen zullen zijn voordat automatisering hun beroep treft.

Gevolgen en oplossingen

In de vijf landen gingen zowel globale als inhoudelijke beroepsonzekerheid samen met hogere niveaus van burn-out en met lagere arbeidstevredenheid, werkbetrokkenheid, lichamelijke en geestelijke gezondheid, en (zelf gerapporteerde) werkprestaties. Het is daarom belangrijk dat beleidsmakers, werkgevers en werknemers samenwerken om dit probleem aan te pakken en manieren te vinden om de negatieve gevolgen ervan te verzachten. De overheid kan maatregelen nemen om onderwijsprogramma’s te bevorderen op domeinen die minder snel zullen worden geautomatiseerd. Er kan arbeidsbemiddeling worden uitgewerkt om werknemers te helpen bij de overgang naar een nieuwe loopbaan. Organisaties kunnen eveneens een belangrijke rol spelen door te investeren in mogelijkheden voor opleiding en in de ontwikkeling van de vaardigheden van hun werknemers. Voor individuen is het cruciaal om prioriteit te geven aan het verder ontwikkelen en bijsturen van hun eigen vaardigheden.