Wie geen zorgvuldigere duurzame-energiepolitiek voert, blijft afhankelijk van kernenergie.

DOOR TOON VANDEVELDE. Het is veertig jaar geleden, maar ik herinner ze me nog steeds, de debatten in het begin van de jaren 70 over kernenergie. Het was de tijd van de rapporten van de Club van Rome. De voorraad fossiele brandstoffen is eindig, had men pas ontdekt, en voor de ontwikkeling van duurzame energiebronnen waren wetenschappelijke ontdekkingen en technologische innovaties nodig die nog enige tijd vergden. Met kernenergie konden we dus tijd kopen, de tijd van één generatie, de 25 jaar die nodig waren om de overgang naar duurzame energie te verwezenlijken.

Geschreven door filosoof Toon Vandevelde en eerder verschenen in De Morgen

vandevelde2_web_xsysx

Ondertussen zijn we 40 jaar verder en het probleem is in die tijdsspanne alleen maar acuter geworden. Er is de economische groei in arme landen, broodnodig, maar meestal niet erg energie-efficiënt. Er is de globalisering die niet alleen de informatie- maar ook de goederenstromen over de hele wereld heeft doen toenemen. En transport kost veel energie. Er is ook het productie- en consumptiepatroon in de rijke landen: de energiewinst die we hebben geboekt door onze huizen beter te isoleren en onze productieprocessen energiezuiniger te maken, wordt tenietgedaan doordat we de uitgespaarde middelen zijn gaan spenderen aan reizen en andere energie-intensieve vormen van consumptie.

Als we een beetje realistisch zijn, dan weten we dat onze materiële welvaart in de toekomst niet zo veel meer zal toenemen. De vooruitgang die we kunnen en moeten ambiëren – en die ons moet redden van een vermoeid maatschappijmodel, waarin we slechts nog willen behouden wat we al hebben – moet bestaan in het duurzamer maken van onze welvaart.

Piekmomenten
Er wordt politici vaak verweten dat ze kortzichtig zijn, dat alleen hun herverkiezing hen interesseert en dat ze geen visie hebben op de toekomst, maar het moet gezegd worden: inzake energiepolitiek hebben ze recent toch een poging gedaan om grote lijnen uit te zetten. Sinds een tiental jaar is de overheid massaal investeringen in energiebesparing en in duurzame energiebronnen gaan stimuleren. Bovendien zijn allerlei coöperatieve verenigingen en mensen die ijveren voor een betere wereld, Groenkracht bijvoorbeeld, op de kar gesprongen. Too little, too late, zeggen critici, en ze hebben geen ongelijk. Maar toch. Dit was de richting die we moesten uitgaan.

Met het falen van Electrawinds worden al die goede intenties nu in vraag gesteld. Er was voorheen al het rumoer over de oversubsidiëring van zonne-energie. Ook nu weer zal het sturende vermogen van de overheid in vraag worden gesteld. Feit is dat de overgang naar een duurzaam welvaartsmodel moeilijker is dan voorheen werd gedacht. Wind en zon leveren vaak energie als we ze niet nodig hebben, en verzuimen dat te doen als we ze wel nodig hebben. Er zijn aanvullende investeringen nodig in dure gascentrales die alleen op piekmomenten moeten werken. Het transmissienet voor elektriciteit dient daarvoor ook drastisch te worden uitgebreid. Er dient te worden beslist in welke mate we beroep willen doen op in- en uitvoer van elektriciteit en daar zijn heel veel onzekerheden mee gemoeid.

Het verhaal van Electrawinds is er een met vele facetten. Privaat-publieke samenwerking is aangewezen voor grote investeringen, maar men dient natuurlijk de goede partners te kiezen. Megalomanie, ondoorzichtige financiële constructies, de neiging om nog meer middelen te mobiliseren voor een project dat dreigt te kapseizen, precies omdat men er al zoveel in geïnvesteerd heeft: we kennen deze ingrediënten niet alleen van Electrawinds, maar we herinneren ze ons ook van de teloorgang van de Fortisbank, enkele jaren geleden. Klaarblijkelijk zijn politici en investerende wereldverbeteraars al evenmin immuun voor hypes als private geldschieters.

Mislukkingen
Wie op de hoogte is van de economische geschiedenis weet dat de industrialisering zelf, en elke grote innovatiegolf in het recente verleden, veel meer mislukkingen dan succesverhalen heeft gekend. Alleen zijn we de eersten meestal vergeten, althans voor zover we er persoonlijk geen geld aan verloren hebben. Die historische recul doet ons echter een en ander relativeren. Voorbij alle conjuncturele ups en downs blijft de grote opgave voor onze maatschappij anno 2013 onveranderd: het duurzaam maken van ons welvaartsmodel. De overheid moet daarin een rol spelen, zoals ze willens nillens een sturende rol speelt in ons hele economische bestel.

De les van Electrawinds mag niet zijn dat de overheid en de coöperatieve sector hun handen moeten afhouden van de energieproductie, maar wel dat ze hun partners en hun objectieven zorgvuldiger moeten uitkiezen.

De winstgevendheid van kernenergie is, evenzeer als die van alternatieve energiebronnen, afhankelijk van de mate waarin zij door overheidsinvesteringen en regulering wordt ondersteund. Hoeveel moeten de eigenaars van kerncentrales opzijzetten voor de opslag van kernafval en voor de uiteindelijke ontmanteling van de betrokken centrales? Hoe hoog worden de risico’s van die activiteiten ingeschat en hoeveel dient voor beveiliging te worden geïnvesteerd? Dat zijn ook politieke engagementen.

De les van Electrawinds mag niet zijn dat de overheid en de coöperatieve sector hun handen moeten afhouden van de energieproductie, maar wel dat ze hun partners en hun objectieven zorgvuldiger moeten uitkiezen. Zoniet bestendigen we het interregnum waarin we afhankelijk blijven van kernenergie, ook al hebben we nu, meer dan 40 jaar geleden, weet van de risico’s die daarmee samenhangen.