Asiel is geen gunst, maar een recht

DOOR JEF POPPELMONDE. We debatteren vandaag heel anders over asiel en uitwijzing dan vijftien jaar geleden. Het verlangen naar een sterke en coherente samenleving verdringt vluchtelingen en hun recht op bescherming naar de achtergrond. Tot die vaststelling kwam ik op basis van een onderzoek naar debatten over het Belgische uitwijzingsbeleid in de media en het parlement.

Geschreven door Jef Poppelmonde op basis van zijn masterproef. Hij studeerde  Master in de geschiedenis en volgt momenteel een extra opleiding Journalistiek. Zijn interesse in asiel en migratie koppelt hij graag aan zijn werk als journalist. Hij tweet via @JefPoppelmonde.

Een asielbeleid voor de vluchteling

Jef Poppemonde

Jef Poppelmonde

Aan de basis van het Belgische asielbeleid ligt de Conventie van Genève uit 1951. Zij belooft bescherming aan iedereen die zijn land heeft verlaten omwille van een terechte vrees voor vervolging vanwege zijn ras, religie, nationaliteit, politieke overtuiging of sociale achtergrond. Alleen wie niet aan deze voorwaarden voldoet, komt in aanmerking voor een uitwijzing. Het lijkt dan ook vanzelfsprekend dat deze criteria de basis vormen van elk debat over de toekenning van asiel. Ten tijde van de dood van de Nigeriaanse vluchtelinge Semira Adamu was dat ook nog het geval. Zij kwam in 1998 om het leven toen agenten tijdens de uitwijzing een kussen op haar gezicht duwden.

Haar dood was de aanzet van een fel publiek debat. Daarin pleitten verschillende actoren voor een afschaffing van het onmenselijke uitwijzingsbeleid. Ook in de jaren daarna bleef de kritiek heel intens. Zij verwees altijd naar de overtuiging dat uitwijzingen niet in overeenstemming zijn met de mensenrechten. De centrale redenering was dat ‘als de mensen eronder lijden, men er mee moet ophouden’. De vluchteling en zijn recht op bescherming stonden centraal in elk debat. Een uitwijzing was onaanvaardbaar als zij te zware gevolgen had voor de betrokken personen. Zo vond een groot deel van de publieke opinie dat zigeuners bescherming moesten krijgen omdat zij gediscrimineerd werden in hun herkomstland. Mensen uit Sierra Leone hadden recht op asiel omdat hun land in oorlog was.

Een asielbeleid voor België

De laatste jaren is dat veranderd. Uitwijzingen wekken nog altijd verontwaardigde reacties op, maar de rechten van de vluchteling zijn naar de marge verschoven. De Belgische cohesie en economie staan centraal in elk debat. Uitwijzingen worden niet meer bekritiseerd omwille van hun onmenselijkheid, maar omwille van hun negatieve gevolgen voor het eigen land. De uitwijzing van de Kameroenees Scott Manyo kreeg kritiek omdat hij leider was in een jeugdbeweging en ‘hoeveel Vlaamser kan je nog worden dan dat?’. De jonge Afghaan Navid Sharifi moest kunnen blijven omdat hij lasser was en een knelpuntberoep kon invullen. De centrale idee achter deze pleidooien was dat België beter mensen kon uitwijzen waar het zelf minder voordeel bij had, zoals onruststokers en criminelen. Dergelijke redeneringen missen de essentie van het asielbeleid, dat mensen beschermt omdat ze daar nood aan hebben, niet omdat ze zo ‘Vlaams’ zijn, zich goed gedragen of een interessant beroep uitoefenen.

Uitwijzingen worden niet meer bekritiseerd omwille van hun onmenselijkheid, maar omwille van hun negatieve gevolgen voor het eigen land.

De kernwaarden van de Conventie van Genève verliezen dus duidelijk aan kracht en betekenis. Dit verdrag wortelt in de overtuiging dat alle mensen evenwaardig zijn, waar ze ook geboren zijn. Elke persoon in nood heeft daardoor evenveel recht op bescherming. Vandaag zijn heel wat mensen ervan overtuigd dat België wel degelijk een kwalitatief onderscheid mag en moet maken tussen vluchtelingen. Wie ons voordeel of ten minste geen last bezorgt, mag blijven. Wie zich misdraagt, moet weg. Deelnemers aan het debat beschouwen asiel als een gift. Wie ze verkrijgt, is ons dankbaarheid en goed gedrag verschuldigd. Belgen die zich misdragen krijgen een boete, asielzoekers een uitwijzingsbevel. Dit is een ongegronde logica. We kunnen van vluchtelingen maar net zoveel goed gedrag eisen als we dat van Belgen doen. Bescherming is namelijk geen gunst, maar een mensenrecht.

Terug naar de essentie!

De voorbije vijftien jaar verkreeg het nationale belang dus geleidelijk een centrale plaats in de Belgische asieldebatten. Het valt op dat die evolutie haaks staat op de aantallen asielzoekers. Terwijl er in 2012 nog maar half zoveel vluchtelingen in België waren als in 2000, werd het discours alleen maar strenger. Het uitwijzingsbeleid is vandaag algemeen aanvaard en pleidooien voor nog meer uitwijzingen zijn alom tegenwoordig. Politici steken zichzelf een veer op de hoed omdat minder mensen hier bescherming komen zoeken. Bovendien verliezen de criteria van de Conventie van Genève hun traditionele en legitieme plaats in de discussies over asielverlening. Het nieuwe, doorslaggevende criterium daarin heet vandaag ‘de meerwaarde voor ons eigen land’.

Laten we het hart vasthouden voor wanneer de vluchtelingenaantallen opnieuw verdubbelen. Steeds minder mensen lijken bereid daar onvoorwaardelijk de kosten van te dragen. België heeft nochtans een plicht tegenover de internationale gemeenschap om bij te dragen aan de oplossing van het wereldwijde vluchtelingenvraagstuk. Het zal daarom ook vluchtelingen moeten opnemen die het liever kwijt dan rijk zou zijn. Het is tijd voor een ander, opnieuw vluchtelingengericht debat. De deelnemers daaraan moeten beseffen dat in dit geval hun eigen belang niet de hoogste prioriteit heeft. De vraag naar welke meerwaarde een vluchteling voor ons kan hebben, is niet relevant en moet uit de discussies verdwijnen. De enige gegronde vraag in de context van het asielbeleid is of een vluchteling terecht nood heeft aan onze bescherming. Als het antwoord daarop ‘ja’ luidt, moet hij die onvoorwaardelijk verkrijgen. Dat was de essentie van het asielbeleid en behoort dat opnieuw te worden.

 


Eén reactie

  1. De inleiding op dit stuk belooft de behandeling van een heel interessant en verwaarloosd deel van het debat: “het verlangen naar een sterke en coherente sameleving” is immers inderdaad een van de belangrijkste achterliggende drijfveren voor de koers die het asielbeleid in België de laatste 15 jaar heeft genomen. In het stuk zelf echter wordt dit thema slechts benaderd door de nadruk op haar tegendeel (de criteria van de conventie van Genève), waardoor het feitelijk geminimaliseerd en -opnieuw- verwaarloosd wordt.

    Ik ben er persoonlijk van overtuigd dat men het huidige beleid niet kan veranderen enkel en alleen door steeds opnieuw de morele/moralistische kaart te spelen, zonder de complexe oorzaken van de bestaande immoraliteit in beschouwing te nemen. Als we vaststellen dat een bepaalde nood in de maatschappij die maatschappij tot immorele keuzes leidt, volstaat het niet om telkens opnieuw met het vingertje te wijzen, maar moeten we integendeel die maatschappelijke nood au serieux durven nemen. De totale afbraak van het sociale weefsel, de toenemende complexiteit van maatschappelijke interactie, het steeds verdergaande sociaal-economische individualisme, de vervreemding veroorzaakt door technologisering, de pijnlijk duidelijk wordende schade aan ons leefmilieu, … , zijn allemaal factoren die ons -terecht- het gevoel van in een sterke en coherente samenleving te leven doen verliezen. Het is een samenleving die de sporen aan het kwijtraken is, wier eigen integriteit constant in gevaar is – hoe zou er in zo’n samenleving plaats kunnen zijn voor de integratie van nog meer potentieel verstorende elementen?

    Enkel wie zelf sterk is kan iemand die zwak is helpen, en hoewel onze economische welvaart ons op het eerste zicht de indruk kan geven dat we sowieso de sterkere zijn en de plicht hebben om te helpen, moeten we in de realiteit vaststellen dat we veel zwakker staan als we wel zouden willen denken. Er is economische welvaart in overvloed, maar de sociale chaos en vervreemding bieden helemaal geen cultuur waarin die economische welvaart te gelde kan gemaakt worden. In tegendeel, mensen worden compleet verlamd door zelfs maar de suggestie dat ze een deel van wat ze hebben zouden kunnen kwijtraken: het sociale failliet leidt onherroepelijk tot een moreel failliet.

    Europa leeft in schande; de natiestaat met haar territoriale grenzen en haar koppeling van bloed aan bodem is slechts een totalitariserende verderzetting van een in essentie feodale mentaliteit; de wereld globaliseert voor waren en diensten maar wordt steeds provincialistischer in haar behandeling van mensen. De morele vinger van Genève zal daar niet veel aan veranderen: daarvoor is ze te veel een excuus en te weinig een principe waarop een sterke samenleving, een coherente samenleving, een morele samenleving kan gebouwd worden.

  2. Pingback: Asiel is geen gunst, maar een recht | Jef Poppelmonde


Reacties zijn gesloten.