‘Betalen om te publiceren’ maakt onderzoekers monddood

DOOR KARIN HANNES. De Open Access-beweging heeft komaf gemaakt met de extreem hoge abonneekosten voor wetenschappelijke tijdschriften. Wetenschap is nu weer voor iedereen toegankelijk. Ideale wereld? Toch niet, want onderzoekers wordt nu gevraagd zelf te betalen voor hun publicaties. Dit creëert problematische ongelijkheden binnen de universiteit, tussen zij die over het geld beschikken om hun stem te laten horen, en zij die noodgedwongen andere wegen moeten zoeken.

Karin Hannes is onderzoeker aan het centrum voor sociologisch onderzoek. Ze specialiseert zich in de ontwikkeling en evaluatie van methoden van kwalitatief onderzoek, zowel op primair als op syntheseniveau, toegepast op sociaal-culturele praktijken.
karin-kl

Karin Hannes

Gisteren kreeg ik bericht van een tijdschrift dat mijn “aanvraag voor een opheffing van de kost voor het publiceren” van een respons op een artikel van een collega uit de UK verworpen was.  Ik had nochtans zorgvuldig aangegeven dat ik niet over de nodige externe middelen beschikte om de gevraagde publicatiekost te kunnen betalen, dat al mijn doctoraatsstudenten zichzelf financieren en dat ik mijn vrije tijd gedeeltelijk investeer in het geven van cursussen en lezingen, om dan vervolgens het ereloon te gebruiken om hun werkingskosten te betalen.

Niet dat het tijdschrift volledig ongevoelig was voor mijn situatie.  Ik kreeg namelijk een korting toegekend en moest ‘maar’ 1396 euro ophoesten, in plaats van de gebruikelijke 1745 euro.  Maar dat bleek dan nog altijd 58 euro per gepubliceerde regel tekst te zijn.

“Het geld moet ergens vandaan komen”

Nu zal het feit dat ik verbonden ben aan een Belgische universiteit voor een nadeel gezorgd hebben in mijn aanvraag.  Het geld voor Open Access moet ergens vandaan komen, en als de lezer niet meer betaalt, dan moeten de onderzoekers, hun respectievelijke werkgevers of ‘de gemeenschap’ het maar doen.

Het geld voor Open Access moet ergens vandaan komen, en als de lezer niet meer betaalt, dan moeten de onderzoekers, hun respectievelijke werkgevers of ‘de gemeenschap’ het maar doen.

Wat in feite allemaal op hetzelfde neerkomt vermits het gros van het personeel dat aan de universiteit rondloopt wordt betaald met belastinggelden.

En vermits onderzoekers uit ontwikkelingslanden het nóg moeilijker hebben om de financiële eindjes aan elkaar te knopen, heb ik er niet direct een fundamenteel probleem mee dat de Westerse landen een grotere bijdrage moeten leveren aan de Open Access beweging.

Maar daarmee gaan we voorbij aan de realiteit waarin vele onderzoekers moeten werken in tijden van schaarste aan financiële middelen. Dat er een serieuze scheeftrekking is tussen faculteiten en onderzoekers onderling in termen van financiële slagkracht is geen publiek geheim.

Dat het systeem onderhevig is aan Matteüseffect ook niet. Wie heeft, krijgt meer, want financiële middelen geven extra kansen in termen van het uitbouwen van onderzoekslijnen en het aantrekken van onderzoekers.  Die extra kansen geven dus ook extra output, wat dan weer gepercipieerd wordt als succes.  Succes genereert nieuwe middelen, zeker in een evaluatieklimaat waarin bewezen prestaties in een bepaald vakgebied zwaar doorwegen in een selectieprocedure. Hard werk mag en moet beloond worden.  Dat zeker. Maar schrijven we los daarvan met z’n allen niet veel te veel voorstellen uit?

Voor sommige academici is een scherpe pen of een klein werkingsbudget voldoende om een jaar te kunnen functioneren. Voor anderen is het werken zonder een substantieel budget gewoon geen optie. Die verschillen mogen er zijn, zolang ze academici niet verhinderen om een substantiële bijdrage te doen binnen hun vakgebied, of waarom niet, op een aantal publieke fora. Maar voorstellen in de richting van een werkingsbudget voor elke onderzoeker, ongeacht zijn of haar statuut of financieringsbron of ongeacht de populariteit van het vakgebied, blijven onbespreekbaar.  We zijn nog lang niet aan een gelijke kansen beleid toe en de solidariteit tussen onderzoekers is op sommige plaatsen ver te zoeken.

 Onderzoeken en dan zwijgen?

Maar gisteren bekroop mij voor het eerst het onbehaaglijke gevoel dat men mij mijn stem in het academisch debat had ontnomen; dat men mij verhinderde van te spreken daar waar ik iets te zeggen had, over een ideeëngoed dat binnen mijn eigen expertiseveld paste; dat men mij een kans ontnam om te spreken over iets waarvan ik het gevoel had dat het ‘moest’ gezegd worden, omdat het mij zou toelaten om een aantal cirkelredeneringen te doorbreken inzake participatief onderzoek en het co-creatieaspect in het werken met vaak zeer kwetsbare doelgroepen. 

Of misschien was het niet zozeer het feit dat men mij verhinderde van te spreken.  Er bestaat namelijk zoiets als een gezonde of ongezonde competitie tussen academici in het leggen van een beslag op spreektijd op congressen of in tijdschriften die maar een beperkt aantal pagina’s per oplage kunnen voorzien. Meestal wordt er dan gewerkt met kwaliteitsargumenten of het innovatief gehalte in de voorgelegde argumentatie om een selectie door te voeren. Het werken met een kwaliteitsnorm wordt gezien als een correcte manier van handelen, omdat het ons toelaat om het kaf van het koren te scheiden, al is de laatste jaren de kwaliteit van alle aanvragen er aanzienlijk op vooruit gegaan en is de grens tussen het kaf en het koren flinterdun geworden.  Het meest opgevoerde argument voor het afkeuren van kwaliteitsvolle onderzoeksvoorstellen is dan ook een gebrek aan geld.

Nog nooit heeft men mij verhinderd om te ‘spreken’ op basis van het feit dat ik voor de neerslag van ‘mijn stem‘ geen financiële compensatie aan een tijdschrift kon garanderen.

Wie telkens opnieuw tussen de mazen van het net glipt, vindt meestal wel andere manieren om aan middelen te geraken.  We zijn immers opgeleid om creatief en inventief te zijn in het bedenken van oplossingen voor allerhande problemen, ook al draaien we steeds vaker zelf op voor het betalen van internet connecties en beveiligingsprocedures voor onze medewerkers, de aankoop van hun computers, bijhorende software en de aankoop van boeken om onze onderwijsopdrachten naar behoren te kunnen uitvoeren.  Maar het blijven tastbare zaken, die we nog wel uit eigen zak zullen betalen als het echt moet.

Maar nog nooit heeft men mij verhinderd om te ‘spreken’ op basis van het feit dat ik voor de neerslag van ‘mijn stem‘ geen financiële compensatie aan een tijdschrift kon garanderen.  Nog nooit heeft men mij verhinderd om te spreken voor eigen publiek of om te reageren op het werk van anderen. En nog nooit was de bereidheid van de universiteit om ervoor te zorgen dat we ‘allemaal’ kunnen doen wat we moeten doen zo klein; namelijk een zekere garantie bieden dat we onze stem kunnen laten horen over dingen die ‘ertoe doen’, langs de geijkte wetenschappelijke kanalen die door onze universiteit gepromoot worden.

Naar een inclusief model van publiceren?

Misschien wijst u teveel met uw vinger naar de uitgevers, beste universiteit.  Geef toe, het laatste decennium maken die hun zeven vetste jaren mee.  Want u betaalt voor toegang, wij betalen voor het publiceren van onze stem en zij bepalen wie op basis van welke publicaties en gegenereerde impactfactoren gepromoveerd wordt binnen de universiteit.  Wie niet kan betalen, heeft geen stem. De ‘League of European Research Universities’ heeft het begrepen en bepleit onze case al via twitter en #christmasisover.  Dat is een begin, en de geschiedenis leert ons dat grass root movements kunnen uitgroeien tot een bijzonder sterke lobby.

En u, beste universiteit? Wat doet u om een aantal fundamentele ongelijkheden tussen academici uit de wereld te helpen?  Want voor mij dit jaar geen Sinterklaascadeau onder de vorm van academisch debat. Voor het geven van een financiële vrijgeleide aan mijn stem heeft u dit jaar geen geld meer, dat begrijp ik. Maar ik kijk uit naar úw creatieve en inventieve oplossing voor dit probleem, zodat we onze krachten kunnen bundelen in functie van een maximaal rendement voor elke stem. Ook dat heeft een ‘impact’, een wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie.

Misschien moeten we het recht om die stem op het juiste moment te kunnen laten horen maar volledig terug claimen, door zelf aan het roer van de wetenschappelijke tijdschriften gaan staan, en dan misschien niet alleen als editor, maar ook als werkgever voor een aantal goede proofreaders, type setters en promotiedeskundigen, eventueel via het geld dat we besparen op het aankopen van tijdschriften en boeken waarvan de inhoud publiek toegankelijk wordt. Wat we zelf doen, doen we niet altijd beter, akkoord, en het vraagt een grondige hertekening van het publicatiebeleid.  Maar er moet toch ergens bewaakt worden dat niet de financiële slagkracht, maar wel de kwaliteit van een bijdrage de basis voor publiceren blijft.

Naar aanleiding van deze specifieke case registreerden we de comment in Lirias en bezorgden we de link aan de betreffende auteur.  Die auteur heeft intussen zelf het initiatief genomen om bij de editor van het betreffende tijdschrift voor een online ‘rapid response’ optie te pleiten.  

 


5 comments

  1. Found a blog that promotes just the same idea, which I’d like to share.

    http://sasconfidential.com/2015/11/06/obsolete/

    Academic Journals: The Most Profitable Obsolete Technology in History
    November 6, 2015 / SAS Confidential

    Author: Jason Schmitt
    Original: Huffington Post

    The music business was killed by Napster; movie theaters were derailed by digital streaming; traditional magazines are in crisis mode–yet in this digital information wild west: academic journals and the publishers who own them are posting higher profits than nearly any sector of commerce.

    Academic publisher Elsevier, which owns a majority of the prestigious academic journals, has higher operating profits than Apple. In 2013, Elsevier posted 39 percent profits, according to Heather Morrison, assistant professor at the University of Ottawa’s School of Information Studies in contrast to the 37 percent profit that Apple displayed.

    This lucrative nature of academic publishing comes at a price–and that weight falls on the shoulders of the full higher education community which is already bearing the burden of significantly decreasing academic budgets. “A large research university will pay between $3-3.5 million a year in academic subscription fees –the majority of which goes to for-profit academic publishers,” says Sam Gershman, a postdoctoral fellow at MIT who assumes his post as an assistant professor at Harvard next year. In contrast to the exorbitant prices for access, the majority of academic journals are produced, reviewed, and edited on a volunteer basis by academics who take part in the tasks for tenure and promotion.

    “Even the Harvard University Library, which is the richest university library in the world, sent out a letter to the faculty saying that they can no longer afford to pay for all the journal subscriptions,” says Gershman. While this current publishing environment is hard on large research institutions, it is wreaking havoc on small colleges and universities because these institutions cannot afford access to current academic information. This is clearly creating a problematic situation.

    Paul Millette, director of the Griswold Library at Green Mountain College, a small 650 student environmental liberal arts college in Vermont, talks of the enormous pressures access to academic journals have placed on his library budgets. “The cost-of-living has increased at 1.5 percent per year yet the journals we subscribe to have consistent increases of 6 to 8 percent every year.” Millette says he cannot afford to keep up with the continual increases and the only way his library can afford access to journal content now is through bulk databases. Millette points out that database subscription seldom includes the most recent, current material and publishers purposefully have an embargo of one or two years to withhold the most current information so libraries still have a need to subscribe directly with the journals. “At a small college, that is what we just don’t have the money to do. All of our journal content is coming from the aggregated database packages–like a clearing house so to speak of journal titles,” says Millette.

    “For Elsevier it is very hard to purchase specific journals–either you buy everything or you buy nothing,” says Vincent Lariviere, a professor at Université de Montréal. Lariviere finds that his university uses 20 percent of the journals they subscribe to and 80 percent are never downloaded. “The pricing scheme is such that if you subscribe to only 20 percent of the journals individually, it will cost you more money than taking everything. So people are stuck.”

    Where To Go:

    “Money should be taken out of academic publishing as much as possible. The money that is effectively being spent by universities and funding agencies on journal access could otherwise be spent on reducing tuition, supporting research, and all things that are more important than paying corporate publishers,” says Gershman. John Bohannon, a biologist and Science contributing correspondent, is in agreement and says, “Certainly a huge portion of today’s journals could and should be just free. There is no value added in going with the traditional model that was built on paper journals, with having people whose full time job was to deal with the journal, promote the journal and print the journal, and deal with librarians. All that can now be done essentially for free on the internet.”

    Although the prior clearly sounds like the path toward the future, Bohannon says from his vantage point the prior is not one-size-fits-all: “The most important journals will always look pretty much like they do today because it is actually a really hard job.” Bohannon finds that the more broad journals such as Science, Nature, and Proceeding of the National Academy of Science (PNAS) will always need privatized funding to complete the broad publication tasks.

    Another Option?

    “A better approach to academic publishing is to cut out the whole notion of publishing. We don’t really need journals as traditionally conceived. The primary role of traditional journals is to provide peer review and for that you don’t need a physical journal–you just need an editorial board and an editorial process,” says Gershman.

    Gershman lays out his vision for the future of academic publishing and says that a very different sort of publishing system would be that everybody could post papers to a pre-print server similar to the currently existing arXiv.org. After posting research, then the creator selects to submit it to a journal, which is essentially sending them the links to your paper on the pre-print server. The journal editorial board do the same editorial process that exists now–if your paper is accepted to their journal they can put their imprimatur on your paper saying it was accepted to this journal–but there is no actual journal–it is just a stamp of approval.

    What Gershman’s concept does is remove most of the costs from the equation. The cost for running this pre-print server would be a shared cost for all universities and funding agencies and could clearly infuse millions upwards of billions back into the broad higher education system should an overarching system be implemented and respected. Bohannon is not convinced the prior is an easy sell. “We would need a real revolution. By revolution I mean a cultural revolution among academics. They would have to totally change the way they do business and, despite having the reputation of being revolutionary, academics are pretty conservative. As a culture, academia moves pretty slow.” Nathan Hall, professor at McGill University, follows Bohannon’s reasoning and says, “I think there is a sense of security in maintaining a set of agreements with known publishers with reputations like Wiley or Elsevier. I think universities aren’t quite aware of the benefits and logistics of a new system and they are comfortable maintaining existing relationships despite some questionability for what the publishers are providing.”

    Open Access for the Future?

    “The phrase ‘open access’ can mean several things,” says Lariviere. Open access on a broad scale refers to unrestricted online access for peer-reviewed research. Lariviere details how publishers have co-opted this terminology and in doing so perhaps increased profit further. “Elsevier says you can publish in open access, but in reality it means paying twice for the papers. They will ask me ‘do you want to publish your paper open access’ which means paying between $500 and $5,000 additional for that specific paper to be freely available to everyone. At the same time, they will not reduce the subscription cost to the overall journal, which means they are making twice the money on that specific paper. If you ask me if this type of open access is the way to go, the answer is no.”

    Luckily large granting bodies have begun using their clout to push toward true open access. The National Institute of Health (NIH) has been a longstanding champion for creating open access. Since 2008, the NIH has had a mandate for all research funded by that body to be published open access. Recently, the Bill and Melinda Gates Foundation brought their clout into the open access conversation. Starting in January 2015 all work funded through the Gates Foundation will be open access and the foundation says: “We have adopted an Open Access policy that enables the unrestricted access and reuse of all peer-reviewed published research funded, in whole or in part, by the foundation, including any underlying data sets.”

    As higher education is redefined to meet the needs and affordability required of the 21st century certainly the most basic functions of sharing academic research need to be retooled. There is no reason an academic publisher should have such a significantly different economic picture from standard publishers. The stark contrast is troubling as it tells just how far from reality our higher education system has traversed. Correspondingly, there is no reason universities should pay $3.5 million to have access to peer-reviewed data. This academic conversation is society’s conversation–and it is time that the digital revolution level one last playing field: because we, the people, deserve access.

  2. Eén en ander hangt natuurlijk sterk af van onderzoeksdomein tot onderzoeksdomein. Ik kan enkel vaststellen dat in mijn domein, gedurende de laatste 25 jaar:
    1. ik nog nooit betaald heb voor mijn publicatie, ook niet in toptijdschriften. Ten hoogste werd een bijdrage gesuggereerd voor de werking van de achterliggende organisatie;
    2. het natuurlijk gevonden wordt dat elke auteur zijn teksten vrij op het internet aanbied, ongeacht wat uitgevers stipuleren;
    3. Als een uitgever “moeilijk” doet, we het heft in eigen handen nemen en zelf kanalen opzetten.

    Natuurlijk, ik besef dat het feit dat ik in computerwetenschappen zit één en ander verklaart. Papers stonden 25 jaar geleden al online, nog voor uitgevers zelfs maar van het internet gehoord hadden. En we hebben de technische knowhow en vrijwilligers om parallelle websites en distributiekanelen op te zetten zonder al teveel extra moeite. En als er al eens conflicten rezen, werden er compromissen met uitgevers gemaakt, dat op websites bvb. de eerste link steeds moest verwijzen naar de officiele paper-databank, maar een volgende link wel naar een persoonlijke pagina mocht. Bij conflicten werden succesvol hefbomen gebruikt als “wij doen het werk, wij doen de reviews, wij leveren de inhoud”.

    Ik besef dat niet alle wetenschapsdomeinen in dergelijke luxesituatie zitten. Maar vroeg of laat moet je er wel iets aan doen, en de beste manier om dit te doen is domein per domein, niet de universitaire gemeenschap als geheel. Het publicatie-eco-systeem is gewoon te verschillend over verschillende wetenschappen om hier op efficiente wijze een algemene strijd van te maken.

  3. Dank voor deze zeer zinvolle pistes, die wat mij betreft een oplossing bieden voor wetenschapscommunicatie in het algemeen, inclusief de respons op het werk van anderen.

    De vraag blijft, wordt een stem of bijdrage op dit soort van fora, dat zich niet direct intekent in de logica van peer assessment die we hanteren om het materiaal dat we via de geijkte kanalen verspreiden, op dezelfde manier gewogen? En is het eigenlijk vanuit wetenschappelijk oogpunt of in termen van academisch groeipotentieel momenteel toch niet beter om te publiceren in wat beschouwd wordt als de academische norm, ongeacht de kost?

    Die burgerlijke ongehoorzaamheid zou inderdaad een positieve keuze moeten zijn vanuit de hele universitaire gemeenschap. Maar wie financieel ‘floreert’ in het huidig systeem heeft in principe niets te verliezen en alles te winnen bij het behoud van het systeem. Of: Solidariteit (?) ja maar nee nee. En zolang er een embargo kan worden opgelegd, blijven de tijdschriften aan zet. Dan maar 1 grote centrale database (zoals Lirias, maar dan internationaal), zoals bepleit in één van de Utopia praatjes door collega Wagemans?

  4. Karin – ten persoonlijken titel: KU Leuven voert een actief ‘Green Open Access’ beleid waardoor in talloze gevallen (lees 2/3) de auteurs’ laatste versie na publicatie (eventueel na embargo) gratis Open Access kan gemaakt worden via Lirias. Daartoe investeerde KU Leuven in een Open Access Steunpunt aan UB dat gratis copyright regulations nakijkt en advies geeft in termen van wat je mag doen m.b.t. het online openstellen van onderzoeksoutput.

    Het ‘double-dipping’ van sommige publishers moet een stop worden toegeroepen. Dat kan via druk (LERU en andere initiatieven), dat kan ook door ‘burgerlijke’ ongehoorzaamheid. Als alle onderzoekers die editen, reviewen en schrijven voor deze paar grote ‘double-dipping’ publishers dit zouden weigeren te doen, dan is dat een duidelijk signaal.

    Zoals Tim aangaf er zijn tal van platformen waarin je je bijdragen kwijt kan – naast de eigen Lirias, raad ik je aan het prachtige overzicht van U Utrecht te bekijken op https://innoscholcomm.silk.co/

  5. Volgende platformen zijn in elk geval een aanrader (zelfs met een doi nummer) voor je comment: pubpeer en PubMedCommons.


Reacties zijn gesloten.