Allochtone jongeren, een risicogroep wat pesten betreft?

DOOR JOP VAN DER AUWERA. Allochtonen zijn vaker slachtoffer, dader en getuige van pesten op school. Dat blijkt uit het onderzoek dat ik deed voor mijn masterproef. Het “wij vs. zij” gevoel dat wij uitstralen is hier een belangrijke factor in.

Geschreven door Jop Van der Auwera, één van de tien kanshebbers voor de Vlaamse Scriptieprijs 2016. Hij is master in de criminologische wetenschappen en werkt als doctoraatsstudent aan het Leuvens Instituut voor Criminologie. Jop tweet via @Jopvanderauwera 
foto_jop_2_zwart_wit

Jop Van der Auwera

Onze samenleving, een multiculturele samenleving? Ja, vandaag kijkt niemand nog vreemd op wanneer jongeren in Vlaamse scholen samenkomen met leeftijdsgenoten vanuit heel de wereld. De homogene klasgroep van enkele decennia geleden waar Jos, Marleen en Frans schoolliepen is geëvolueerd naar een heterogene samenstelling waarin Pablo, Achmed en Fatima geïntegreerd zijn. Nogal scherp gesteld, wilt dat zeggen dat tien verschillende leerlingen tien verschillende talen en culturen met zich meebrengen. Het is daarom best mogelijk dat deze ‘verschillende achtergronden’ enkele spanningen op school teweegbrengen, in het bijzonder op vlak van pesten.

Een pestonderzoek op maat van onze samenleving

Pestgedrag op school blijkt al generaties lang een maatschappelijke bezorgdheid te zijn. Wereldwijd worden op jaarbasis ongeveer 200 miljoen jongeren slachtoffer van pestgedrag. Aangezien de aanleiding tot zo’n pestsituatie honderd-en-één oorzaken kan hebben, is het enigszins denkbaar dat de bovengenoemde culturele tegenstellingen een potentiële voedingsbodem zijn voor pestgedrag op school. Om die reden bleek het opportuun om na te gaan of er een verschil is tussen allochtone en autochtone jongeren wat pestgedrag betreft. Aan de hand van zowel een schriftelijke als een online bevraging werd bij 1808 leerlingen uit het Vlaams en Brussels secundair onderwijs gepeild naar hun ervaringen omtrent pesten. Is het zo dat jongeren met een migratieachtergrond geviseerd worden? Of zijn zij het juist die pestslachtoffers maken?

Pestslachtoffers: een kwestie van ‘anders zijn’?

Clichématig is het op televisie ‘de jongen met het rode haar’ en ‘het meisje met de beugel’ die vaak gepest worden. Waarom worden zij juist slachtoffer en wat is de achterliggende reden hiervan? Het is duidelijk dat bovengenoemde personen gekenmerkt worden door hun opvallende eigenschap. Hetzelfde zou gelden voor allochtone jongeren. Dat is dan ook één van de mogelijke redenen waarom 13,3% van de allochtone jongeren en slechts 8,6% van de autochtone jongeren het afgelopen jaar slachtoffer werden van klassiek pesten (o.a. slaan, uitsluiten, roddels, vernederingen, etc.). De reden voor het verschil van bijna 5% kunnen we, zo blijkt, toeschrijven aan de eigenschap ‘anders zijn’. Allochtone jongeren zouden door hun afwijkende klederdracht, hun buitenlandse tongval of donkerdere huidskleur in het bezit zijn van een bepaald kenmerk waarover de autochtone jongeren niet beschikken. Dat maakt hen een makkelijk doelwit voor pesters.

Embed from Getty Images

De geloofwaardigheid van die mogelijke hypothese wint enkel aan kracht wanneer blijkt dat bij cyberpesten de verschillen tussen beide groepen quasi verwaarloosbaar zijn. Daar waar 4,7% van de autochtonen aangeeft online gepest te zijn, is dat bij de allochtonen 6,7%. Dat verschil van 2% is beduidend minder dan de 5% bij klassiek pestgedrag. De reden voor dat kleine percentage is eventueel te wijten aan de anonimiteit van het internet. Op het wereldwijde web is het namelijk moeilijker vast te stellen of iemands kleding, taal, culturele gebruiken of huidskleur afwijkt van de aangenomen norm in onze Vlaamse samenleving. Toch wordt bij enkele populaire jongerenwebsites (o.a. Facebook, etc.) een profielfoto gevraagd waardoor de klederdracht en huidskleur openlijk waarneembaar zijn. Zo krijgen allochtonen dan tóch –alweer- de stempel van ‘anders zijn’ opgedrukt.

Pesters: een drang tot emancipatie?

Ook de daders moeten onder de loep genomen worden. Wat allochtone jongeren betreft, geeft 11,3% aan het afgelopen jaar iemand op klassieke wijze gepest te hebben, terwijl het percentage van 3,1% autochtone pesters opmerkelijk lager ligt. Daarnaast is ook het verschil in percentage bij cyberpestgedrag duidelijk merkbaar, met 4% allochtone pesters tegenover 1,2% autochtone pesters. Mogelijkerwijs ligt het ‘wij vs. zij’-gevoel hier ook aan de basis van de geconstateerde verschillen. Doordat allochtonen door de meerderheid worden aanzien als ‘anders’, krijgen ze een minderwaardigheidsgevoel. Dat kan omschreven worden als een machtsonevenwicht of een kloof tussen ‘wij de minderheid’ vs. ‘zij de meerderheid’. Door pestgedrag te stellen, trachten ze macht, dominantie en aanzien te verwerven ten opzichte van de meerderheidsgroep. Dat met als ultieme doel om de scheefgetrokken machtsverhoudingen terug in evenwicht te brengen.

Een gezonde mix van diverse culturen blijkt dan ook de oplossing om de ervaren ‘wij vs. zij’-kloof te verkleinen en het gevoel van ‘anders-zijn’ te reduceren.

‘Van je vrienden moet je het hebben’

Ook wat omstaanders van pesten betreft, blijkt het verschil tussen allochtone en autochtone getuigen aanzienlijk groot te zijn. Bij de allochtone jongeren geeft 49,3% aan dat ze het afgelopen jaar getuige zijn geweest van een pestsituatie (klassiek en cyberpesten), hoewel dat bij de autochtone jongeren opvallend minder is, met 36,6%. Dat verschil van ongeveer 13% is te verklaren doordat wordt geconstateerd dat jongeren vooral vriendschapsrelaties aangaan met hun ‘etnisch gelijke’. Dat wil zeggen dat allochtonen vooral optrekken met allochtonen en autochtonen overwegend met autochtonen. Het gevolg daarvan is dat allochtonen meer getuige worden van pestsituaties omdat allochtone jongeren zowel meer pesten als slachtoffer worden van pestgedrag. Kortom, allochtonen zien meer vrienden gepest worden, maar ze zien ook meer vrienden pesten en dus nemen ze qua aantal meer pestsituaties waar.

Van vluchtelingencrisis naar pestcrisis?

Wanneer het aantal allochtonen in de scholen toeneemt, is het dan zo dat het aantal slachtoffers, daders en getuigen van pestgedrag verhoogt? Met de vluchtelingencrisis én de huidige resultaten uit dit onderzoek in het achterhoofd, is op die logische vraag toch enigszins een pessimistisch antwoord te verwachten. Echter, het antwoord op dit vraagstuk is enigszins rooskleurig te noemen. Cijfers tonen aan dat wanneer het aantal allochtone leerlingen in de school of klasgroep toeneemt, de verschillen tussen beide groepen aangaande de slachtoffers, daders en getuigen quasi verdwijnen. Een gezonde mix van diverse culturen blijkt dan ook de oplossing om de ervaren ‘wij vs. zij’-kloof te verkleinen en het gevoel van ‘anders-zijn’ te reduceren. De huidige vluchtelingencrisis zal dus niet zorgen voor een pestcrisis, maar eerder voor een schoolcultuur zonder stigmatisering.

Zolang wij personen met een andere taal, een ander uiterlijk of andere cultuur een label opkleven van ‘anders’, zal het ‘wij vs. zij’-gevoel blijven aangroeien. Een mentaliteitswijziging dringt zich  op bij elk van ons.

Allochtonen een risicogroep?

Allochtonen zijn meer slachtoffer, dader én getuige van pestgedrag. Logischerwijs concludeert het merendeel van ons: “Allochtone jongeren zijn een risicogroep.” Een degelijke nuancering is daarom aangewezen. We vergeten namelijk één schuldige in dit hele verhaal: onszelf. Zolang wij zelf personen met een andere taal, een ander uiterlijk of andere culturele gebruiken een label opkleven van ‘anders’ of ‘vreemde’, zal het ‘wij vs. zij’-gevoel steevast blijven aangroeien. Een mentaliteitswijziging dringt zich hoe dan ook op bij elk van ons. Onze samenleving ondergaat een verandering, waarom wij dan niet?


Eén reactie

  1. Beste Geert,
    Ik hoop dat mijn antwoord op jouw (eerste) reactie absoluut niet overkomt als een poging om de door u geponeerde bedenkingen vlotjes en argumentatieloos van tafel te vegen. Zoals ik alreeds stelde is de rode draad doorheen je reactie gegrond (en dus geaccepteerd door mijzelf). Daar waar andere dit categoriseren als ‘regelrechte kritiek’, wil ik (misschien clichématig) van de mogelijkheid gebruik maken om dit te aanzien als iets opbouwend en verrijkend naar de toekomst toe. Het is dan ook één van de eerste malen dat iemand aangeeft waar zich specifiek de (misschien wel terechte) pijnpunten bevinden in mijn gesteld onderzoek. Toch nodig ik uw uit het gehele onderzoek te bekijken. Eerst en vooral omdat door dit te doen, duidelijk zal worden dat bepaalde zaken in het onderzoek tóch echt wel meer nuance bevatten dan hierboven in de samenvatting weergegeven. Ten tweede omdat dit ongetwijfeld weer nieuwe denkpistes zal doen ontstaat bij u, wat uiteraard ontzettend interessant en leerrijk is (voor mij) naar de toekomst toe. Tot slot merk ik op dat onze interpretatie aangaande de spreekwoordelijke ‘olifant in een porseleinen winkel’ op het eerst zicht sterk van elkaar verschillen, maar ondanks dit gegeven kan ik mij in beide interpretaties (zowel in de mijne als de uwe) voor de volle 100% vinden.

    Vriendelijke groeten,
    Jop

  2. Beste Jop,
    Laat mij alvast op het hart drukken vooral verder te gaan met je veelbelovende onderzoek. Kritiek hoort daarbij, ook harde (terecht of onterecht laat ik in het midden), zeker aan een universiteit waar ‘de waarheid’ allerheiligst is. Laat het je niet demotiveren, maar gebruik ze om nog verder te blijven graven naar die objectieve waarheid met open vizier. Het porcelijn is je data, met veel moeite en zorg verzameld. Daarvoor verdient u alle lof. De spreekwoordelijke olifant schuilt eerder in de interpretatie van data (ik bedoel dit in het algemeen, niet naar u in het bijzonder). Als wetenschapper lijkt mij dat alvast een goede attitude 😉

  3. Heer Depuydt, laat me u eerst even danken voor de zaken die u hierboven reeds neerschreef. Daar waar ik me enigszins kan vinden in enkele punten van kritiek (bv. uitgaande van een bestaande tegenstelling tussen allochtonen en autochtonen, voedt enkel de bestaande maatschappelijke contradictie tussen beide groepen), ga ik toch niet volledig akkoord met wat u stelt. Persoonlijk ben ik de mening toegedaan dat een masterproef (bestaande uit ongeveer 150 bladzijden) of een wetenschappelijk onderzoek onmogelijk kan worden samengevat zonder dat een veelheid aan nuances verloren gaat. De hoofdoorzaak daarvan is natuurlijk de beperkte woordrestrictie. Tóch bestond de doelstelling erin om dit blog-artikel neer te schrijven als samenvattend, duidelijk en overzichtelijk door met de nodige voorzichtigheid (bv. nuance: “één van de mogelijke redenen”) te schrijven. Wetende dat deze studie uitgevoerd is als masterproef binnen een tijdsbestek van (slechts) één volledig academiejaar, reken ik dan ook op uw begrip wanneer u verzoekt om enkele zaken dieper te onderzoeken.

    Verder kan ik u meedelen dat niet is onderzocht hoe het ‘wij vs zij’ denken zich verhoudt in de ‘allochtone gemeenschap’. Zelf vind ik dit een enorm interessante denkpiste, zeker en vast voor verder en toekomstig onderzoek (rond pesten). De reden waarom ikzelf deze denkpiste niet heb bewandeld in mijn onderzoek, is enerzijds omdat het doel van mijn onderzoek juist ‘bewust’ de tegenstellingen tussen allochtonen en autochtonen wilde blootleggen om zo doelgerichte preventie in de toekomst mogelijk te maken. Logischerwijze is, om deze preventie vorm te geven, kennis noodzakelijk over welke jongeren hetzij meer de slachtofferrol op zich nemen, dan wel eerder als pester fungeren. Anderzijds was deze centrale vraag niet te beantwoorden met de (toch wel rijke) dataset die ik voor dit onderzoek verzamelde (ongeveer 950 autochtonen en 850 allochtonen). Om te gaan kijken ‘in’ de allochtone gemeenschap naar ‘wij vs. zij’ verschillen denk ik dat selectief dient gekozen te worden tussen twee specifieke groepen, zoals u reeds stelde bv. Irakezen vs. Syriërs, waaruit dan enkel respondenten van deze afkomst worden opgenomen in de dataset. Waarom? Wanneer niet geselecteerd wordt, zoals in mijn onderzoek, krijgt men een hoeveelheid aan verschillende afkomsten (ongeveer 60 verschillende etnische afkomsten). Het gevolg daarvan is dat significante verschillen niet mogelijk zijn of toch alleszins niet relevant of interessant. Dit heb je bijvoorbeeld wanneer je slechts drie Irakezen kan vergelijken met negen Syriërs.

    Daarnaast begrijp ik uw verwarring omtrent het laatste deel van het artikel. Desondanks deel ik uw mening absoluut niet. Ook hier is weer – en ik geef toe – belangrijke nuancering verloren gegaan van mijnentwege. Daar waar u begrijpt dat ‘het kijken naar onszelf’ enkel zijn neerslag heeft op de groep ‘autochtonen’, moet ik u toch corrigeren en duidelijk maken dat het woordje ‘onszelf’ kan vervangen worden door ‘de mens in het algemeen’, ongeacht autochtoon of allochtoon, ongeacht jood of christen, ongeacht het dragen van een hoofddoek of ongeacht je afkomst. Het is allerminst mijn doel om met een ‘corrigerende’ vinger te wijzen naar autochtonen door hun de schuld te geven voor het grote(re) percentage allochtone slachtoffers. Laat me duidelijk zijn dat, afgezien van de etnische tweedeling, een dader van pestgedrag steeds de schuldige is in het verhaal. Wel geef ik eerlijk toe dat de woordkeuze ‘personen met een migratie achtergrond vs. zonder’, achteraf bekeken beter zou zijn geweest in vergelijking met de tweedeling tussen autochtoon en de vaak zwaar beladen of negatief geconnoteerde term ‘allochtoon’. Over de doelbewuste tweedeling op zich bestaat van mijn kant absoluut geen spijt, daar waar dit het doel uitmaakte van de masterproef.

    Tot slot heeft u in uw laatste alinea alweer een punt. Tóch herhaal ik nog even dat dit niet het doel van dit onderzoek was. De doelstelling lag erin om specifiek te kijken naar de vastgestelde verschillen tussen beide groepen. Het vastgestelde resultaat was dan ook dat een cultureel diverse school een schoolcultuur heeft zonder, of toch in zekere mate ‘met veel minder’, stigmatisering. Had ik kunnen kijken of het pestgedrag in deze culturele diverse scholen lager lag dan het gemiddelde? Ja, absoluut. Had dit interessant geweest in mijn masterproef? Ja, geen twijfel over mogelijk. Maar – en zoals ik reeds eerder aanhaalde – is het een masterproef uitgevoerd door een student met een bepaalde woord- en tijdsrestrictie. Vergeef me dan ook dat niet elke mogelijke denkpiste is bewandeld. Toch toont u in uw opmerkingen aan, net als ikzelf in mijn aanbevelingen (zie onderzoek), dat met dit onderwerp nog vele kanten kan worden opgegaan. U heeft enigszins gelijk dat door naar zulke onderzoeken te kijken met een kritische blik absoluut vooruitgang geboekt kan worden. De situatie mag in mijn ogen enkel niet escaleren naar de spreekwoordelijke situatie van ‘een olifant in een porseleinen winkel’ waarbij cultureel, etnisch, religieus of raciaal onderzoek steeds tegenwind krijgt van welke partij dan ook. Hierdoor durf je als onderzoeker (lees: olifant) niet meer onderzoeken wat je wil onderzoeken louter op basis van vrees voor discriminatoire aantijgingen (lees: porselein).

    Voor de volledigheid nog even de titel van het gehele onderzoek: ‘De verschillen tussen autochtonen en allochtonen aangaande slachtoffer- en daderschap bij zowel klassiek pesten als cyberpesten’. U en andere geïnteresseerden kunnen het onderzoek dan ook bekomen door een mail te sturen naar mijn mailadres jop.vanderauwera@kuleuven.be of het online raadplegen op de website van de Vlaamse Scriptieprijs (www.scriptieprijs.be/nieuws/longlist-vlaamse-scriptieprijs-2016). Op deze wijze is het dan ook mogelijk om de nuances, het doel, de aanbevelingen en de aanwezige beperkingen van het onderzoek in alle rust door te nemen.

  4. Ik constateer dat u zich focust op de hypothese `wij vs zij` (concreet allochtoon vs autochtoon) om de cijfers te verklaren. U geeft alvast toe dat dit slechts “één van de mogelijke redenen” is. Er schuilt immers een minder politiek correcte mogelijke verklaring achter de cijfers. Aangezien jongeren met allochtone achtergrond ook vaker dader zijn zou het kunnen dat veel van het pestgedrag zich binnen de allochtone gemeenschap op school (of daarbuiten) afspeelt? Die allochtone gemeenschap binnen een school (of daarbuiten) is immers ook verkapt in machtsblokken en het ‘zij vs zij’ gegeven is daar mogelijk even (nog) sterk(er): Koerden vs Turken, Irakezen vs Syriers, enz. (of de massale vechtpartijen tijdens de vluchtelingencrisis). Heeft u dus ook gekeken naar het mogelijk ‘wij vs zij’ denken tussen de diverse culturele achtergronden van binnen ‘allochtone’ (school)gemeenschap? En is een evenwaardig belichten (of op zen minst integratie) van dat vraagstuk niet de eerste volwaardige stap tot het doorbreken van het hardnekkige `wij vs zij`denken?
    Persoonlijk denk ik dat men dan tot een meer universele boodschap kan komen die mensen, van welke migratie of culturele achtergrond ook, evenwaardig aanspreekt en bewust maakt.

    Ironisch genoeg wekt u immers door uw eenzijdige belichting (“slechts één van de mogelijkheden”) van de problematiek de indruk dat u zich in zekere mate zelf schuldig maakt aan een retoriek (allochtoon vs autochtoon) die u juist wil bestrijden.
    Door steevast te spreken over: kijken naar ‘onszelf’, ‘wij’ moeten veranderen, enz, zonder een concrete feitelijk onderbouwing te geven die dergelijke vingerwijzing onderbouwt. Bevestigt u hier niet een enigszins eigen vooringenomen (zij het politiek correct) ‘autochtoon vs allochtoon’ denken(?).

    Tot slot zegt u: “Cijfers tonen aan dat wanneer het aantal allochtone leerlingen in de school of klasgroep toeneemt, de verschillen tussen beide groepen aangaande de slachtoffers, daders en getuigen quasi verdwijnen.” U interpreteert dit als ‘rooskleurig’, maar de vraag die er werkelijk toe doet is niet of de verschillen verdwenen zijn, maar of de mate aan pestgedrag al dan niet is afgenomen. Het antwoord op die hoofdvraag krijgen we niet (alsook niet de referentie naar de studie in kwestie), wat alleen maar een eenzijdige fixatie op het ‘allochtoon vs autochtoon’ bevestigt.

    Vriendelijke groet,
    Geert


Reacties zijn gesloten.