Hoe houden we beginnende leraren in het beroep?

DOOR CHARLOTTE STRUYVE. Alarmerende cijfers over het aantal beginnende leraren dat het onderwijs verlaat binnen de eerste jaren van tewerkstelling laaien om de zoveel tijd eens op. Ons onderzoek toont aan dat niet zozeer de mentor maar het schoolteam het verschil kan maken.

Geschreven door Charlotte Struyve, doctoraatstudent aan de faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen. Zij verdedigt haar proefschrift rond expertleraren in het onderwijs op 7 april 2017.
charlotte

Charlotte Struyve

Zo’n 14% van de beginnende leraren in het basisonderwijs verlaat het onderwijs binnen een periode van vijf jaar na hun eerste indiensttreding. In het secundair onderwijs loopt dit cijfer zelfs op tot 22% en dat terwijl men voorspelt om tegen 2023-2024 nood te hebben aan 10% meer voltijdse leraren. Niet nieuw, maar nog altijd alarmerend. Vooral omdat we tot op vandaag nog steeds niet de oorzaak aanpakken.

Gevolgen van uitstroom

Diverse studies, zowel in Vlaanderen als internationaal, tonen de nefaste gevolgen aan van de vroegtijdige uitstroom van leraren. Een voortdurend vertrek van leraren zorgt er voor dat schoolteams als los zand werken. Hierdoor wordt er geen ervaring en expertise in scholen opgebouwd. Bovendien moeten we vaststellen dat hoofdzakelijk de meest getalenteerde leraren het onderwijs verlaten en scholen al blij mogen zijn als ze alle open lerarenvacatures kunnen invullen. Kwaliteitscriteria worden dan bijzaak. Het eindverdict is dat de kwaliteit van het lesgeven er op achteruit gaat en dat leerlingen minder goed presteren.

Mentorschap durven in vraag stellen

Het grote belang voor het begeleiden van beginnende leraren is algemeen bekend. Men hoopt hiermee de uitstroom tegen te gaan. De meest voorkomende vorm van ondersteuning, ook in Vlaanderen, is mentorschap. Mentorschap omvat de persoonlijke begeleidingsrelatie tussen een beginnende en eerder ervaren leraar binnen de school. De mentor heeft als doel om de beginnende leraar de nodige informatie te bieden over de gang van zaken in de school (wegwijsbegeleiding), vakinhoudelijk en –didactisch te ondersteunen (werkbegeleiding) en hun groei als professional te stimuleren (leerbegeleiding). Hoewel door de afschaffing van de mentoruren in 2010 de rol van de mentor niet langer decretaal is vastgelegd, merken we dat de meeste Vlaamse scholen nog steeds mentorschap inrichten, weliswaar met eigen middelen.

Leraren met een grotere sociale verbondenheid met de collega’s, zijn meer tevreden met hun job

Echter, uit ons onderzoek met bijna 1000 leraren blijkt dat slechts 13% van de beginnende leraren de mentor aanduidt als persoon met wie ze aspecten van hun klaspraktijk bespreken. Daarom is het belangrijk om de vraag te durven stellen: bereiken scholen wel wat ze willen bereiken met mentorschap? Pakken ze door het installeren van een één-op-éénrelatie wel de kern van de uitstroomproblematiek aan? Of ligt de sleutel niet eerder in een gedragen verantwoordelijkheid waar ieder lid van het schoolteam zijn of haar steentje bijdraagt?

De kracht van sociale relaties in scholen

Waaraan mentorschap weinig tot geen aandacht besteedt, is dat beginnende leraren ook lid worden van een schoolteam. Naast de confrontatie met de volledige verantwoordelijkheid van het lerarenberoep bij de overgang van de lerarenopleiding naar het werkveld, moeten beginnende leraren ook ingroeien in een nieuwe organisatie. Talrijke studies tonen aan dat interacties tussen leraren binnen de school fungeren als belangrijke bronnen van informatie en kennis maar evengoed steun en erkenning. Als beginnende leraar is het daarom belangrijk om een plaatsje te vinden in dit kluwen aan interacties en dus om met de collega’s uit het schoolteam sociaal verbonden te zijn.

Uit ons onderzoek blijkt immers dat leraren met een grotere sociale verbondenheid met de collega’s, meer tevreden zijn met hun job en een hogere betrokkenheid tot de organisatie voelen. Deze twee kenmerken zorgen er bovendien voor dat ze minder geneigd zijn om het lerarenberoep te verlaten. Deze invloed geldt voor zowel beginnende als meer ervaren leraren maar is beduidend groter voor de eerste groep. Opvallend is dat sociaal verbonden zijn met de mentor in de school geen invloed blijkt te hebben op de opvattingen en de beleving van het lerarenberoep en de intentie van beginnende leraren om het beroep te verlaten.

Mentorschap 2.0

Wil dit zeggen dat we mentorschap moeten afschaffen? Helemaal niet. Diverse studies tonen aan dat de taak van de formele mentor in termen van didactische uitwisseling en ondersteuning van cruciaal belang is. Moeten we mentorschap een nieuwe invulling geven? Dat denk ik wel. De nuance van onze studie ligt in het feit dat er tot nu toe nog weinig aandacht is besteed aan hoe sociale relaties met collega’s in de school fungeren als een spontane en informele vorm van mentorschap. We moeten daarom mentorschap ook durven beschouwen als een gedeelde verantwoordelijkheid van alle actoren binnen de school. Samen vormen ze immers een “sociaal vangnet” voor (beginnende) leraren.

Echter, het schoolteam kan ook maar deze rol opnemen wanneer aan bepaalde randvoorwaarden is voldaan. We pleiten er dan ook voor dat het onderwijsbeleid maatregelen uitwerkt waarmee beginnende leraren een volwaardige aanstelling in één school krijgen in plaats van een verzameling van versnipperde uren over diverse scholen heen. Bovendien is het wenselijk dat deze aanstelling voldoende langdurig is. Slechts dan gaan beginnende leraren alsook het schoolteam willen investeren in hun onderlinge relatie en kan informeel mentorschap (en diens positieve invloed) ontstaan.


8 comments

  1. https://yvesdemaertelaere.wordpress.com/2017/09/29/amper-begonnen-en-al-gestopt/
    De 4 problemen waar beginnende leerkrachten mee kampen (en een poging om ze op te lossen)

    Els is beginnend leerkracht economie en biologie en werkzaam in 3 middelbare scholen. Ze geeft nu in totaal les aan 274 leerlingen met roots in 17 verschillende landen, komt in contact met 455 collega’s en heeft 3 contracten waarvan ze van 2 niet weet hoe lang die zullen lopen. Op 1 september is ze gestart en 1 maand later is ze moe, maar nog steeds enthousiast. Ze behoort namelijk tot het soort dat veel energie, veel goesting en pakken geestdrift bezit. En daar ben ik bang voor. Dat die eigenschappen op termijn zouden wegsmelten. En dat ze net zoals 22% van haar beginnende collega’s binnen de 5 jaar na haar eerste les uitstroomt. Want de feiten zijn daar. Meer leerkrachten die uitstromen en minder leerkrachten die aan de lerarenopleiding beginnen: dat is vragen om problemen. Tijd voor actie.

  2. Allemaal lapmiddelen die niets opleveren… : Mijn zoon is zo een nieuwe leerkracht. Frans – economie en lesgevend aan 3de jaars middelbaar aan 22 uur per week, dus verplicht voluit te gaan.

    1. Hij werkt ongeveer 60-65 uur per week, MINIMUM aan zijn lesvoorbereidingen en het lesgeven zelf natuurlijk.. Doorlopend, behalve het groot verlof.
    Om een voorbeeld te geven: hij heeft nu pas, na 5 volle dagen, zijn verbeteringen af van de paasexamens. Tegen maandag, dus binnen 4 dagen in het paasverlof, moet hij weer volle bak aan de nieuwe lessen beginnen, in volle “zogezegde” paasvakantie.
    2. Dit werkt een burn out gewoon in de hand. Behalve het groot verlof heeft mijn zoon NOOIT gedaan. Reken maar uit: 2-3 uur PER lesvoorbereiding, 22 uur lesgeven, studie-uren, examenvragen opstellen, verbeteringen en o ja na de uren bijlessen voor de moeilijke gevallen en vergaderingen met zowat iedereen die betrokken is.
    3. Als 2 de jaars leraar moet alles zelf worden gedaan.

    Tijd voor hobbies ? Nauwelijks.

    Oplossingen: de eerste 5 jaren een nieuwe leerkracht MINDER lesuren laten geven, bvb 15 uur en dat per jaar één uur verhogen.

    Dat zou al wat beter zijn als al die leuke theorieën van hierboven.

    Overigens ze hebben géén flauw benul aan de Univ wat die lerarenopleiding eigenlijk inhoudt. Ikzelf heb een universitair diploma maar in zake puur “werken” is een lerarenopleiding als Bachelor pure zelfkasteiding. Een rotrichting waar Masters de klappen uitdelen (en zelf nooit fatsoenlijke lesvoorbereidingen geleerd hebben) en waar niemand ook maar IETS begrijpt wat zo een praktijklessen vergt van een Bachelor student in deze richting.

    Ten tweede: BENOEM die jonge leerkrachten na 2 jaar na een goed rapport. Punt. Ze zijn immers het slachtoffer van de burn outs van vorige generaties. NIETS is zo ontmoedigend dan NIET te weten waar je het jaar nadien moet lesgeven. Op 10 km? Op 50 km ? en in hoeveel scholen ? Met ALLE verplaatsingsonkosten voor eigen rekening. .

    Kortom, je moet een halve gare zijn om nog een leraar van 22-24 jaar te zijn in deze wereld aan een hongerloon. Vorig jaar bvb had mijn zoon een eerste opdracht aan 13 uur per week. Dat was dus werken aan 40 uur per week voor … 1150 euro NETTO. Iets minder dan een erkend vluchteling met een mooi verhaal…

    Maak nu maar een addendum aan uw studie…

  3. Telkens wordt het probleem verengd tot de beginnende leerkrachten, maar men verliest hierbij uit het oog dat er nog talrijke oudere, ervaren leerkrachten tijdelijk werkzaam zijn in het onderwijs. En die tijdelijke leerkrachten worden door het systeem onheus bejegend. Er is de knagende werkonzekerheid, het gebrek aan toekomstperspectief, de vaak te korte tijd om echt deel te kunnen uitmaken van een schoolteam, de schandalige manier waarop men met je omspringt bij vacatures en sollicitaties … Dat alles vreet aan je motivatie.

  4. Inderdaad : de sfeer,de betrokkenheid en de attitude van de collega’s maar ook van de directie zijn cruciaal.
    Versnipperde uren in verschillende scholen, een argwanende directie, de papierberg ( vanwege de overheid, maar ook vanwege sommige directies die overdrijven wat administratieve rompslomp betreft en die veel meer van het personeel eisen dan wat het departement vraagt ( de directie wil een goede beurt maken bij inspectie, maar vergeet dat ze de achterban ( het personeel ) verliest ) en geen vaste benoeming zorgen ervoor dat men een 9 to 5 job verkiest.
    Er wordt vaak vergeten dat het werk van het onderwijzend personeel niet na de les gedaan is en dat er ook tijdens de vakanties aan cursussen gewerkt wordt.

    • Ik stond mijn eerste jaar als docent oog in oog met een erg conservatieve directie… Daar sta je dan met al je frisse en vooruitstrevend ideeën, deels geleerd tijdens lerarenopleiding. De opmerkingen daarop hadden mij kunnen doen stoppen, gelukkig heb ik doorgezet, maar dan wel in een andere school.

  5. Degelijk artikel. Ik denk dat deze studie het bij het rechte eind heeft. Dat schoolteam, de sfeer, de betrokkenheid én professionaliteit zijn cruciaal om aan boord te blijven. Ook voor oudere leerkrachten. Mede doordat een aantal gelijkgezinde en goede collega’s waren vertrokken en ik me meer en meer geïsoleerd voelde, raakte ik – na 30 jaar in dezelfde school – burn-out. Ik wil ook niet meer terug …


Reacties zijn gesloten.