DOOR JEAN-MARIE AERTS. De laatste jaren worden er met grote regelmaat technische snufjes zoals Apple Watch en Google Glass gelanceerd. Deze technologie maakt het mogelijk om continu talrijke signalen te meten in, op en rond het menselijk lichaam. Voorlopig kunnen de meeste van deze ‘wearables’ echter de verwachtingen niet inlossen. Een nieuw soort ingenieurs moet daar verandering inbrengen.
Revolutie in draagbare technologie voor het individu
De laatste decennia zijn we getuige geweest van een heuse revolutie op het vlak van sensoren die het mogelijk maken om allerlei signalen op het menselijk lichaam te meten zoals hartslag, bewegingsactiviteit, huidgeleidbaarheid, hersenactiviteit. In combinatie met o.a. ‘smart phones’ bieden deze zogenaamde ‘wearables’ enorme mogelijkheden om in het dagdagelijkse leven lichamelijke en mentale functies van individuen in ‘real-time’ te monitoren (vb. slaapmonitoring, stressmonitoring, conditiemonitoring, gezondheidsmonitoring, gaming toepassingen). Recente voorbeelden van dergelijke technologische hoogstandjes zijn o.a. ‘Google Glass’ en de recent geïntroduceerde nieuwe ‘Apple Watch’.
Ondanks deze veelbelovende ontwikkelingen stellen we vandaag echter vast dat deze producten (nog) niet massaal dagelijks worden gebruikt. Hiervoor worden verschillende redenen aangehaald. De belangrijkste zijn: de angst dat onze privacy in het gedrang komt (‘big brother’), het schrikbeeld dat we halve robots zouden worden (‘cyborgs’), ethische kwesties en het hoge prijskaartje van deze technologie.
Zinvol of ‘gadgets’?
Toch zijn vandaag reeds veel mensen bereid om dergelijke technologie aan te schaffen (denken we hierbij alleen al maar aan het aantal sporters die een hartslagmeter dragen). Tegelijkertijd groeit echter ook meer en meer het besef dat de functionaliteit (of het gebrek daaraan) van deze technologie zelf mee aan de basis ligt van de trage acceptatie door de markt. Een groot deel van de commercieel beschikbare systemen wordt door veel mensen immers ervaren als ‘gadgets’. Allerlei signalen worden op het lichaam gemeten, maar de gebruiker wordt vaak aan zijn lot overgelaten om er iets zinnigs mee te doen. M.a.w. de functionaliteit wordt nog te veel beperkt tot louter meten en weergeven en te weinig tot interpreteren en advies geven. Hierdoor is de continue meerwaarde voor de individuele gebruiker niet duidelijk. Ook de gebruiksvriendelijkheid van deze technologie laat vaak te wensen over. Vandaar dat het initiële enthousiasme van de gebruiker vaak snel verdwijnt en plaats maakt voor frustratie en/of desinteresse.
Allerlei signalen worden op het lichaam gemeten, maar de gebruiker wordt vaak aan zijn lot overgelaten om er iets zinnigs mee te doen.
Oplossing: van biologie naar technologie
Een groot deel van de problemen die gekoppeld zijn aan de functionaliteit van deze nieuwe technologie is terug te voeren tot het ontwikkelproces. Vaak wordt deze technologie immers hoofdzakelijk ontwikkeld door technisch geschoolden en/of ontwerpers die vooral oog hebben voor de zuiver technische uitdagingen en/of aantrekkelijk ‘design’. Ze zijn echter minder begaan met de biologie en de praktische realiteit achter de toepassing. Meer en meer groeit dan ook het besef dat deze technologie maar echt succesvol zal worden als in de ontwikkeling van meet af aan biologische kennis en gebruikersfunctionaliteit geïntegreerd worden in het productontwerp. Dit impliceert dat er nood is aan ingenieurs die, naast technologische kennis, ook een degelijke basiskennis hebben van de fysiologische en psychologische werking van het menselijk lichaam. Essentieel is dat ze deze kennis kunnen vertalen naar producten die een reële meerwaarde creëren voor de gebruikers. Deze ingenieurs moeten daarom nauw samenwerken met specialisten in het beschouwde toepassingsdomein (sportfysiologen, dokters, psychologen, ergonomen, hulpverleners, trainers, ‘mental coaches’, etc.).
Recent werd aan de KU Leuven de opleiding Human Health Engineering gestart (samenwerking tussen de faculteiten Bio-ingenieurswetenschappen, Ingenieurswetenschappen, Geneeskunde en Bewegings- en Revalidatiewetenschappen) met als doel om ingenieurs op te leiden die in staat zijn om kennis van ‘lichaam en geest’ van de gezonde mens en engineering te integreren. Deze ‘human health engineers’ of ‘human systems integrators’ zullen cruciaal zijn om de hogervermelde technologie te ontwikkelen die nodig is om het welzijn en gezondheid van de individuele burgers in de maatschappij van de toekomst te verbeteren en te garanderen.
Lees ook het interview met prof. Aerts in Campuskrant over human health engineering: http://nieuws.kuleuven.be/node/11624
ZIJN HUMAN HEALTH ENGINEERS WEL ZO NIEUW?
Het klopt inderdaad dat de snelle vooruitgang in medische sensortechnologie thans toelaat om allerlei signalen op te meten op het lichaam. Het extraheren van belangrijke informatie hieruit omtrent de gezondheidstoestand van de betrokkene, kortom het hele verwerkingspad vanaf de opname van de ruwe metingen tot de diagnose zelf, wordt al 10 jaar aangeleerd in de master Biomedische Technologie aan de faculteit ingenieurswetenschappen. Deze kennis van het lichaam van de mens (niet alleen het gezonde maar ook het pathologische) wordt samen met de nodige ingenieursvakken geintegreerd in deze opleiding. Hiervoor werkt de ingenieurs in opleiding heel nauw samen met de specialisten in het UZ Leuven maar ook in andere sectoren van de gezondheidszorg (zoals thuiszorg, sport, ouderenzorg). Het vakkenpakket is enigszins anders, alsook de vooropleiding, zo krijgen de burgerlijk ingenieurs geen vakken in psychologie, maar wel vakken in medische beeldvorming, weefselengineering en dergelijke meer.