DOOR JOZEFIEN DE LEERSNYDER. Professor en voorzitster van de Jonge Academie Jozefien De Leersnyder gaat voor drie belangrijke elementen van de Vlaamse academische cultuur na in welke mate zij de kernwaarde van academische vrijheid effectief aanmoedigen versus (onbewust) inperken. Haar korte culturele analyse toont een glimp van dit spanningsveld en resulteert in een pleidooi voor meer vertrouwen, geduld en pluralisme als onderliggende principes van een cultuur die academische vrijheid niet alleen hoog in het vaandel draagt, maar ook effectief aanmoedigt, beloont en uitdraagt.
Zoals elke gemeenschap, heeft ook academia een cultuur uitgebouwd om als groep optimaal te functioneren gegeven haar uitdagingen. Die set van veranderlijke informatie wordt sociaal overgedragen en bestaat niet alleen uit belangrijk geachte waarden, maar ook uit expliciete en impliciete normen, verwachtingen, structuren, geïnstitutionaliseerde praktijken en omgangsvormen die leden aan- of ontmoedigen om ‘gepast’ gedrag te stellen1. Eens gesocialiseerd, voelen groepsleden zich vaak als een vis in het water – ‘culturele fit’ voelt goed2 – en wordt dat ‘water’ moeilijk te zien [bv. 3].
Hier wil ik een aanzet doen om dat ‘water’ helderder te krijgen in relatie tot ‘academische vrijheid’– d.w.z. de vrijheid om, binnen de lijnen van het ethische, zélf de thema’s en methodes van onderzoek uit te zetten en zélf de inhouden van onderwijs te bepalen. Concreet wil ik voor drie belangrijke elementen van de Vlaamse academische cultuur nagaan in welke mate zij de kernwaarde van academische vrijheid effectief aanmoedigen versus (onbewust) inperken. Deze korte culturele analyse toont een glimp van dit spanningsveld en resulteert in een pleidooi voor meer vertrouwen, geduld en pluralisme als onderliggende principes van een cultuur die academische vrijheid niet alleen hoog in het vaandel draagt, maar ook effectief aanmoedigt, beloont en uitdraagt.
- Onderzoeksfinanciering en ‘impact’. Een kernaspect van iedere cultuur is de praktijk omtrent het genereren en verdelen van middelen4. Wanneer we het huidige Vlaamse financieringsmodel bekijken, zien we helaas weinig ruimte voor academische vrijheid [zie ook 5]. Meer dan de helft van de beschikbare middelen wordt niet door onderzoekers maar door de Vlaamse Overheid aan bepaalde thema’s toegewezen – een percentage dat steeds groter wordt en boven het Europese gemiddelde ligt6,7. Daarnaast duwen de steeds hogere verwachtingen omtrent onmiddellijke aantoonbare ‘impact’ (publicaties, patenten, spin-offs, beleidsadvies; 8) ook de onderzoeker-gedreven wetenschap gefinancierd door BOF en FWO in een strak harnas. Niet meedingen naar middelen is (quasi) geen optie, dus kleuren onderzoekers steeds meer binnen de uitgetekende lijnen en wordt het onderzoek steeds minder vrij. Hoeveel ruimte is er nog voor out-of-the-box ideeën? Om (interdisciplinair) te experimenteren zonder dat het resultaat vooraf gekend is? Om te mislukken, opnieuw en anders te proberen? Om het toeval zijn (in de wetenschapsgeschiedenis bewezen) rol te laten spelen? Om ‘impact’ ruimer te definiëren? En verder te denken dan de huidige generatie? Willen we een cultuur die academische vrijheid écht aanmoedigt, dan loont het wellicht om de financieringsstructuur op die waarde af te stemmen: i) Meer middelen voor blue-sky, high-risk-high-gain-onderzoek; ii) Minder competitie9 en iii) Kwaliteit niet verwarren met korte-termijn ‘impact’. Dit alles vergt een cultuuromslag van wantrouwen ten opzichte van hoe academici middelen zullen besteden, richting vertrouwen durven hebben, zowel in het deontologische kompas en oordeel van collega-onderzoek(st)ers als in (de zelfregulering van) de wetenschap zelf.
- Publicatiecultuur en Researcher Assessment. Een ander belangrijk element in iedere cultuur is de basis waarop status wordt toegekend en de (impliciete) incentivestructuur die daaraan ten grondslag ligt10. Ondanks recente inspanningen tot verruiming, zijn publicaties en citaties nog steeds de belangrijkste pasmunt in de academische wereld. Los van hoe deze praktijk ongelijke kansen kan teweegbrengen inzake gender en etniciteit [bv. 11, 12], creëert deze publicatiecultuur en bijbehorende researcher assessment ook een incentivestructuur die academische vrijheid kan bedreigen. De nadruk op de kwantiteit van publicaties en citaties creëert namelijk incentives om andere aspecten van de job, zoals onderwijs en dienstverlening, minder te achten dan onderzoek, om onderzoeksthema’s te laten bepalen door trends in disciplines of hot-topics in de samenleving, om methoden te beperken tot eenvoudige onderzoeksdesigns en toegankelijke samples die garantie bieden op ‘quick-wins’, en om via mini-tweaks in bestaande protocols of helaas via questionable research practices te komen tot significant (lees: publiceerbaar) resultaat. Hoeveel vrijheid is er, binnen die contouren, om onderwerpen te onderzoeken waar niemand (nu) van wakker ligt, zoals de problemen van gemarginaliseerde medeburgers? Om longitudinaal of tijdrovend onderzoek te doen dat inherent ‘slow science’ is? Om te blijven investeren in gewaagde(re) ideeën en rigoureus onderzoek dat kan leiden tot 0-bevindingen? Om tijd te nemen voor beleidstaken en hoogstaand academisch onderwijs? Willen we een cultuur die academische vrijheid beloont, dan moeten we deze incentivestructuur wellicht herzien: i) Niet de kwantiteit, maar kwaliteit van onderzoek telt; ii) Niet het uiteindelijke resultaat, maar het transparante proces van onderzoek en hard werk verdient erkenning (bv. via pre-registered reports; repositories voor 0-results; open science [bv. 13, 14]) en iii) loopbanen kennen, in diverse mate, tijd voor onderzoek, beleid en onderwijs. Dit alles vergt een cultuuromslag van ‘steeds meer en steeds sneller zichtbaar werk’ naar het oefenen van geduld, met onszelf en anderen als onderzoeker, alsook met (de beoefening van) de wetenschap zelf.
- ‘Neutraliteit’ en ‘WEIRD’ perspectieven. Culturele contexten worden niet alleen gekenmerkt door structuren en praktijken, maar ook door (vaak onbewuste) denkkaders; soms in lijn met de kernwaarden, soms ook niet. Twee dominante denkkaders in veel Vlaamse academische kringen die (vooral in combinatie) een beperking vormen voor academische vrijheid, zijn die van ‘neutraliteit’ en het ‘WEIRD’-perspectief, i.e. Western, Educated, Industrialized, Rich en Democratic. Zo heerst de illusie dat wetenschappers ‘neutraal’ (moeten) zijn [bv. 15] en dat de ‘state-of-the-art’ waar ze op bouwen in onderzoek en onderwijs, los staat van het sociale en culturele tijdsgewricht en de machtsverhoudingen waarin ze zich bevinden. Hierdoor ontstaat een blinde vlek die moeilijk toelaat in te zien dat die ‘state-of-the-art’ zich vaak beperkt tot kennis voor en door WEIRD-contexten – die slechts 12% van de wereldpopulatie uitmaken16 – en gaat veel zorgvuldig opgebouwde kennis vanuit non-WEIRD perspectieven verloren12. Binnen deze (té vaak onzichtbare) denkkaders en gegeven de culturele praktijken geschetst onder punten 1 en 2, mogen we niet alleen verwachten dat onderzoekers met niet-dominante perspectieven minder kansen krijgen of weggezet worden als bevooroordeeld12, maar moeten we ook beseffen dat de academische vrijheid overschat wordt. Want, hoeveel vrijheid rest er wetenschappers in non-WEIRD contexten en/of met non-WEIRD perspectieven? Hoe sterk fnuiken we de reële impact van onderzoek met betrekking tot de grote uitdagingen waar onze wereld voor staat (bv. Sustainable Devleopment Goals?) door (onbewuste?) eenstemmigheid? En hoeveel kansen missen we om tot nieuwe inzichten te komen vanop het kruispunt van verschillende epistemologiën en paradigma’s? Willen we als academische gemeenschap échte vrijheid, dan moeten we wellicht uit onze comfortzone durven stappen: i) Erkennen dat onderzoeksvragen en -methoden nooit neutraal kúnnen zijn; ii) Reflecteren over waaróm we welke referentiekaders hanteren en wat deze kunnen (re)produceren; en iii) Ons laten verrassen én aanzetten tot kritisch(er) denken door andere perspectieven te ontmoeten. Dit alles vergt een cultuuromslag van een eenstemmige blik op ‘de’ werkelijkheid naar pluralisme waarbij we een meerstemmigheid aan perspectieven omarmen als meerwaarde en een open blik houden op onszelf, de wereld én (de veelzijdigheid van) de wetenschap zelf.
Bovenstaande is een eerste oefening om het spanningsveld te verkennen tussen academische culturele waarden en culturele praktijken – iets wat waardevol kan zijn om uit te breiden naar andere kernwaarden van de academische gemeenschap in haar geheel, of de KU Leuven in het bijzonder. Want uiteraard dragen we nog veel méér waarden hoog in het vaandel dan ‘academische vrijheid’ alleen, en voor deze ene waarde blijkt alvast dat ze niet alleen bedreigd wordt van buitenaf (denk aan intimidatie via sociale media), maar wellicht ook van binnenuit. Ik ben benieuwd of we er – met de huidige en toekomstige initiatieven, voor en achter de schermen – in de komende jaren als gemeenschap in zullen slagen om via een cultuuromslag de impliciete incentivestructuren die we hebben geïnstitutionaliseerd(weer) meer in lijn te brengen met waar we voor willen staan. Dat zijn we aan de volgende generaties in onze academische cultuur verplicht, toch?
Bronnen:
[1] Heine, S. (2008). Cultural Psychology. Norton.
[2] De Leersnyder, J., Kim, H., & Mesquita, B. (2015). Feeling right is feeling good: Psychological well-being and emotional fit with culture in autonomy-vs. relatedness-promoting situations. Frontiers in Psychology, 6: 630
[3] Wallace, F. D. (2005). Te vinden via: https://fs.blog/2012/04/david-foster-wallace-this-is-water/
[4] Talhelm, T., X. Zhang, S. Oishi, C. Shimin, D. Duan, X. Lan, and S. Kitayama (2014). Large-scale psychological differences within China explained by rice versus wheat agriculture. Science 344 (6184), 603–608.
[5] Van Dyck, D., Monard, E., & Wenmackers, S. e.a. (2018). Onderzoeker-gedreven wetenschap. Analyse van de situatie in Vlaanderen. KVAB Standpunt 59.
[6] EWI (2018). Speurgids. Te raadplegen via: https://www.ewi-vlaanderen.be/sites/default/files/bestanden/ewi_beleid_middelen_2018.pdf
[7] VLIR (2019). Wees wijs. Investeer in grijs. Verkiezingsmemorandum van de Vlaamse unversiteiten. Te raadplegen via: https://vlir.be/wp-content/uploads/2019/10/Publicaties-verkiezingsmemorandum-2019-VLIR_verkiezingsmemorandum-2019.pdf
[8] Online congres (2021). https://www.scienceworks.nl/nl/activiteiten/de-impact-van-wetenschap-en-technologie-in-nederland-en-vlaanderen.html
[9] DOOM (2020). Naar een Optimale Verdeling van Interne Onderzoeksmiddelen aan de KU Leuven: Een analyse en evaluatie van het huidige systeem en van alternatieve verdeelmechanismen. Te raadplegen via: https://www.kuleuven.be/samenwerking/vapl/intranet/rapport-interne-onderzoeksfinanciering-1502.pdf
[10] Anderson, C., & Kilduff, G. J. (2009). The pursuit of status in social groups. Current Directions in Psychological Science, 18, 295- 298. doi:10.1111/j.1467-8721.2009.01655.x
[11] Maliniak, D., Powers, R., & Walter, B. (2013). The Gender Citation Gap in International Relations. International Organization, 67(4), 889-922. https://doi:10.1017/S0020818313000209
[12] Chakravartty, P., Kuo, R., Grubbs, V., & McIlwain, C. (2018). #CommunicationSoWhite. Journal of Communication, 68 (2), 254–266, https://doi-org.kuleuven.e-bronnen.be/10.1093/joc/jqy003
[13] DORA (2012), Te raadplegen via https://sfdora.org/read/
[14] European Commission (2017). Evaluation of Research Careers fully acknowledging Open Science Practices. Rewards, incentives and/or recognition for researchers practicing Open Science. Te raadplegen via: file:///C:/Users/u0064407/Downloads/KI0117729ENN.en.pdf
[15] Howitt, D. (2019). Introduction to Qualitative Research Methods in Psychology. Pearson.
[16] Henrich, J., Heine, S. & Norenzayan, A. (2010). Most people are not WEIRD. Nature 466, 29. https://doi-org.kuleuven.e-bronnen.be/10.1038/466029a