Gender, administratieve overlast en goed bestuur

DOOR NICOLAS STANDAERT. Het genderactieplan van de KU Leuven dat vorige week werd voorgesteld consolideert niet alleen vroegere inspanningen, maar reikt ook nieuwe positieve beleidslijnen en objectieven aan. Toch hoop ik dat de huidige beleidsploeg in staat zal zijn om structurele maatregelen te nemen zodat er niet alleen meer vrouwen aan de universiteit zijn, maar dat ze er ook ten volle datgene kunnen verwezenlijken waarvoor ze een loopbaan aan de universiteit gekozen hebben.

Geschreven door Nicolas Standaert, professor in de Sinologie. 

Nicolas Standaert klein

Hierbij twee concrete voorstellen in verband met gender die aansluiten bij de verkiezingsnota van de huidige rector (maar eveneens van alle voormalige rectorkandidaten): administratieve overlast en goed bestuur.

De genderdimensie van administratieve overlast
Administratieve verplichtingen en planlasten hebben, zoals wel bekend, een dwingende en dringende dimensie: dwingend omdat ze aan regels en sancties gebonden zijn, dringend omdat ze veelal met korte deadlines gepaard gaan. De andere taken moeten er dus voor wijken. Welnu, de manieren waarop mannen en vrouwen hiermee omgaan lijken doorgaans—zonder in clichés te willen vervallen—toch enigszins verschillend te zijn. Juist vanwege hun groter plichtsbewustzijn, zullen vrouwen eerder geneigd zijn om op tijd met alle administratieve verplichtingen in orde te zijn. Naarmate de administratieve verplichtingen toenemen, blijft er steeds minder tijd over voor academische kerntaken. De afwezigheid van beleid om dit probleem aan te pakken heeft de administratieve overlast in de laatste jaren alleen maar doen toenemen, met als gevolg dat vrouwen er in toenemende mate onder lijden.

Het is dus noodzakelijk dat structurele maatregelen worden genomen om het probleem bij de bron aan te pakken. Het lijkt me dat de KU Leuven hier niet moet aarzelen om een “quotabeleid” in te voeren, om zowel intern als extern de administratieve overlast te verminderen. Wat als de universiteiten een pact met de overheid zouden aangaan: de universiteiten zorgen voor een toename van vrouwen en de overheid zorgt ervoor dat de administratieve verplichtingen die ze aan de universiteiten oplegt, met hetzelfde percentage afnemen. Dit zou niet alleen vrouwen maar ook mannen ten zeerste ten goede komen.

Gender en goed bestuur 

De overheid en de gendernota pleiten terecht voor een groter aantal vrouwen in raden en besturen. Maar waarover niet gesproken wordt, is het feit dat de bestuurlijke structuur in de laatste jaren niet alleen complexer en technischer geworden is, maar ook een accountability regime oplegt aan de hele universiteit via een eenzijdig discours van “kwaliteitscontrole, efficiëntie, en excellentie”. Is het niet opvallend dat de “Proeve van aanbevelingen voor Goed Bestuur in universiteiten, hogescholen en wetenschappelijke instellingen” die in 2011 aan Ministers K. Peeters, I. Lieten en P. Smet overhandigd werd uitsluitend door mannen werd geschreven, op één vrouw na? De bestuurlijke gevolgen van dit eenzijdig discours zijn bekend: de afstand tussen de bestuursraden neemt toe, de democratische inspraak van de basis vermindert, het wantrouwen van bestuur tegenover de basis verhoogt, en almaar meer zijn het afstandelijke en anonieme besturingssystemen die het beleid bepalen.

Als vrouwen meer in deze bestuursraden zullen zetelen, worden ze dan ook uitgenodigd om aan dit discours te sleutelen? Of liggen de bestuursvormen zonder discussie vast? Ook hier is er nood aan structurele maatregelen. De KU Leuven zou het initiatief kunnen nemen om een alternatieve “Proeve” te laten samenstellen waarin waarden zoals gemeenschapsvorming, betrokkenheid of communicatie centraal staan.

Met bijzondere dank aan de vier vrouwelijke collega’s die deze tekst hebben willen nakijken en verbeteren.