DOOR HENDRIK HAMEEUW. Een weinig belicht aspect van de burgeroorlog in Syrië is de rol die erfgoed er speelt. Het Syrisch fysiek cultureel patrimonium staat prominent op de UNESCO-lijsten. Syrië ligt in de regio waar schrift, urbanisatie en complexe samenlevingen gestalte kregen. Dit erfgoed maakt integraal deel uit van de identiteit(en) van haar burgers, tot welke (sub)groep ze ook behoren.
De symbolische kracht en belang, die vanuit sommige van deze monumenten uitgaat, kan nauwelijks worden overschat. Het huidige militaire conflict kent er een desastreuze impact op:
- Verwaarlozing geen noodzakelijk onderhoud meer.
- Collateral damage (bvb. Aleppo, Idlib & Homs).
- Bescherming, bevolking verschuilt zich in erfgoedsites.
- Militaire strategie, strijdende partijen gebruiken erfgoedsites als uitvalbasis of schild.
- Plundering archeologische sites en erfgoedcollecties.
- Opzettelijke vernieling gebouwen met hoge symbolische waarde.
De laatste twee categorieën in het bijzonder katapulteren erfgoed naar de kern van het Syrische conflict.
Journalisten en hulpverleners actief in de grensgebieden van Syrië rapporteren voortdurend de aanwezigheid van ‘dealers’ die zich inlaten met alles dat geld kan opbrengen, van meel & sigaretten tot wapens & antiquiteiten. Doorheen deze verhalen blijkt dat deze trafiek in hoofdzaak in handen zit van grote, goed georganiseerde bendes die soms zelf volledig samenvallen met een fractie van één van de strijdende partijen.
Het is een publiek geheim dat het leegspitten van archeologische sites, de handel in oudheden en de wapenbevoorrading van de strijdende partijen in elkaar overvloeien. Wat enkele jaren terug (ook voor Belgische onderzoekers, waaronder ondergetekende) gewaardeerd bronnenmateriaal voor wetenschappelijke studies was, is vandaag gedegradeerd tot een inkomstenbron om de oorlogsmachine te financieren. Wereldwijd roepen organisaties, van UNESCO tot Interpol, dan ook op de handen van deze geplunderde oudheden af te houden. Maar hun geldelijke waarde, het gemak waarmee ze te smokkelen zijn (munten, beeldjes, zegels, …) en hun zeldzaamheid op wereldschaal maakt deze handel te aanlokkelijk. Vanwege de schaal waarop in Syrië geplunderd wordt, dreigt zelf een bijkomend effect: het conflict leidt tot plunderingen en de oudheden financieren het conflict, een dramatische vicieuze cirkel.
Van een andere orde zijn de opzettelijke vernielingen van erfgoed. Al te vaak definieert men het Syrische conflict als een verdrukte bevolking versus haar dictatoriaal regime. Maar het conflict is verworden tot een burgeroorlog met interregionale dimensies, gevoed door eeuwenoude tegenstellingen en twisten. Bij vrede fungeren monumenten en vooral tombes, van belangrijke figuren uit dit verleden vol confrontaties, als stille getuigen. In tijden van oorlog worden ze (vergeldings)wapens. Zo vernietigden bvb. soenitische religieuze extremisten in mei 2013 de tombe van Hujr ibn Adi (metgezel van profeet Mohammed, aanhanger van Ali: een symboolfiguur voor de Sjiieten). Andere beelden op videosites en blogs getuigen dan weer van trotse strijders die met hun smartphones vastleggen hoe tombes en mausolea van Soenitische sleutelfiguren uit het verleden met explosies en doelgerichte destructies tot op grond vernietigd worden. De video’s worden begeleid door beledigende commentaren aan het adres van de beoogde tegenpartij en/of met gezangen van eigen ideologische slag. Deze acties moeten de vijand, met haar andere overtuiging, in het hart treffen.
Dit religieus erfgoed neemt zo een prominente rol in in de logica achter het Syrië conflict. Het vernielen van het erfgoed van de vijand moedigt strijders aan en demoraliseert de anderen. Daarenboven, het Midden Oosten heeft het geheugen van een olifant. Of wraakacties voltrekken zich nog tijdens dit conflict of binnen 50, 100 of 1000 jaar. In de vernielingen van vandaag, schuilt zo de kiem van nieuwe conflicten in de toekomst.