Een beloning voor Di Rupo? Het belang van de economie op 25 mei

DOOR RUTH DASSONNEVILLE. De laatste economische cijfers wijzen op een voorzichtig herstel van de Belgische economie. Maar komt dat herstel nog op tijd om de electorale kansen van de regering-Di Rupo te keren?

Geschreven door Ruth Dassonneville, onderzoekster aan het Centrum voor Politicologie.
ruth-dassoneville

Ruth Dassoneville

In alle verkiezingsgewoel kreeg het nauwelijks aandacht, maar volgens de laatste berekeningen is de Belgische economie het afgelopen kwartaal met 0,4 procent gegroeid. Op het eerste zicht is dat niet echt spectaculair, maar het is daarmee wel de sterkste groei van de voorbije drie jaar. Op jaarbasis komen we daarmee uit op een economische groei van 1,2 procent.

Eigenlijk is het vreemd dat er in ons land zo weinig aandacht wordt besteed aan die economische factoren, en meer aan allerlei campagne-manoeuvres van de belangrijkste kandidaten. Terwijl partijvoorzitters exclusieven stellen en met de peilingen in het achterhoofd de kiezers opgeroepen om strategisch voor de ‘grote’ partijen te stemmen, zouden campagnewatchers een cruciale factor wel eens durven vergeten: de economische toestand. Tijdens verkiezingscampagnes in Frankrijk of de Verenigde Staten wordt reikhalzend uitgekeken naar de laatste economische cijfers, omdat men er van uitgaat dat die cijfers ook de verkiezingsuitslag zullen bepalen. Maar is dat in ons land ook zo?

Een ‘beloning-en-straf-model’

Onderzoek wijst keer op keer uit dat de economie een belangrijke determinant van stemgedrag is. Dat geldt uiteraard in de eerste plaats in een tweepartijsysteem zoals de Verenigde Staten. Clinton won de presidentsverkiezingen van 1992 omdat hij er in slaagde de indruk te wekken dat de zittende president, Bush Senior, geen antwoord had op een sluimerende economische crisis. En hoewel het er lange tijd beroerd uit zag voor Obama, heeft hij zijn herverkiezing in 2012 voor een stuk te danken aan het feit dat de economische indicatoren net op tijd de goede richting uit gingen. In de wetenschappelijke literatuur wordt dit alles verklaard door middel van een ‘beloning-en-straf’-model. Als het economisch goed gaat, dan belonen kiezers de regeringspartijen. Wanneer het economisch minder gaat, daarentegen, worden de regerende partijen daarvoor afgestraft en wint de oppositie.

Ook in andere landen zien we eenzelfde patroon terugkeren. In de loop van 2011 en 2012, toen de economische crisis op een hoogtepunt was, werd de ene na de andere regering in Europa de laan uitgestuurd. In Ierland, Spanje, Portugal of Frankrijk bijvoorbeeld verloren de regerende partijen zwaar. De Poolse verkiezingen in 2011 waren de uitzondering op de regel, maar Polen was dan ook zowat het enige land in de Europese Unie dat in die periode economische groei liet optekenen. Ondertussen is het economische herstel echter ingezet. En waar het goed gaat, levert dat ook stemmenwinst op, zoals Merkel vorig jaar nog mocht ervaren.

Economische groei

640px-Elio_Di_Rupo_2012

In theorie ziet het er dan ook goed uit voor premier Di Rupo en zijn coalitiepartners. De Belgische economie heeft de crisis in vergelijking met veel andere Europese landen vrij goed doorstaan. Bovendien lijkt de economie nu ook terug aan te zwengelen, zoals bleek uit de cijfers die de Nationale Bank van België een aantal weken geleden publiek maakte. Die economische indicatoren zullen de meerderheidspartijen als muziek in de oren klinken, want ze bieden geen enkele reden voor een zware afstraffing door de kiezer.

De theorie zegt dus dat de regering van Di Rupo beloond zou moeten worden, voor wat al bij al goede economische resultaten zijn. Of dat inderdaad het geval zal zijn, hangt echter voor een belangrijk deel af van hoe sterk de economie de campagne domineert. Als pakweg de staatshervorming het prioritaire thema is voor kiezers, dan zal de economie minder doorwegen. Hoewel de N-VA een centrale rol speelt in de huidige campagne, ligt de focus niet al te sterk op communautaire thema’s of een volgende staatshervorming. De becijferde plannen van de verschillende partijen verschuiven de aandacht dan ook naar hoe en waar er bespaard kan worden. Dit lijken op het eerste zicht de perfecte omstandigheden voor een sterke economische stem op 25 mei, maar het is ook duidelijk dat de regeringspartijen zelf nauwelijks uitpakken met de economische resultaten van hun beleid. Op die manier gaat misschien de perceptie overheersen dat ons land economisch de dieperik ingaat.

Indien de kiezers de regeringspartijen toch willen belonen voor de goede economische toestand, moeten we nog een belangrijke nuance maken. Onderzoek wijst immers uit dat vooral de partij van de regeringsleider de vruchten plukt van economische voorspoed. Nu we voor het eerst sinds decennia een Franstalige premier hebben, is dat voor de Vlaamse regeringspartijen is dat natuurlijk minder goed nieuws…