DOOR ERIK DE BOM. Met de Europese verkiezingen in aantocht worden de legitimiteit en het democratisch karakter van de Europese Unie opnieuw nadrukkelijker aan de orde gesteld. Dat is zonder meer terecht. Tegelijkertijd mogen we niet alleen op dit probleem focussen, maar moeten we ons durven afvragen waar de EU zou moeten voor staan. Het antwoord op deze vraag luidt volgens mij klaar en duidelijk: rechtvaardigheid. We moeten bouwen aan een rechtvaardig Europa. De keuze voor zo’n uitgesproken project heeft het voordeel dat het mensen opnieuw kan aanspreken en dichter bij de EU kan betrekken.
Euroscepticisme
We moeten wel wezen. Klachten over het democratische karakter van de EU zijn zeker niet nieuw. Eurosceptici zetelen al in het Europees Parlement sinds 1979 – het jaar van de eerste rechtstreekse verkiezingen. Maar met de ratificatie van het Verdrag Van Maastricht – het verdrag dat aan de basis ligt van de oprichting van de EU – begin de jaren negentig van de vorige eeuw klinken de vragen over het vermeende democratische deficit en de legitimiteit van de EU steeds duidelijker. Toen werd pijnlijk duidelijk dat de Europese elite niet langer kon rekenen op de stilzwijgende goedkeuring van de bevolking. Er kwam een einde aan de zogenaamde permissieve consensus. De bevolking stelde het wezen zelf van de pas opgerichte Unie in vraag. Ironisch genoeg werd met dat Verdrag van Maastricht een Europees burgerschap toegekend aan alle burgers van de deelnemende landen. De creatie van een Europees volk was een feit, hoewel de vraag naar het werkelijk bestaan van dat volk sindsdien nooit meer weg is geweest.
Op een moment dat veel burgers hun geloof in de Europese instellingen kwijt zijn en steeds vaker het Europese project in vraag stellen, kunnen we niet anders dan nadenken over de vraag hoe we het democratische gehalte en de legitimiteit van de EU kunnen en moeten opkrikken. Maar een deel van de oplossing zou ook kunnen liggen in de opdracht om verder te kijken dan dit democratisch tekort. Want de realisatie van een goed functionerende democratie is een zaak. Iets anders is de vraag waartoe dit democratisch en legitiem Europa zou moeten dienen. Welk(e) doel(en) moet de EU nastreven? Het behoort net tot het wezen van de democratie om na te denken over de waarden die men centraal wil stellen bij het ontwerpen van onze politieke instellingen en ons beleid. Bovendien is het in het democratisch proces zelf dat we de verschillende waarden tegenover elkaar kunnen afwegen.
Rechtvaardigheid
Precies om die reden is het van kapitaal belang dat we niet alleen nadenken over het versterken van de Europese democratie, maar ook over de invulling van het gezamenlijke, Europese project. Het voornaamste aandachtspunt moet de uitbouw van een rechtvaardig Europa zijn. Binnen de hedendaagse politieke filosofie is dat zonder meer het meest bediscussieerde onderwerp. Maar met betrekking tot de EU amper een woord hierover. Nochtans biedt de EU als het ware een soort experimentele ruimte om na te denken over rechtvaardigheid voorbij de natiestaat. Hier zou zelfs het fundament kunnen worden gelegd van een globale rechtvaardigheid.
Dat de uitbouw van zo’n rechtvaardig Europa haast onvermijdelijk is – tenzij we de EU in elkaar laten stuiken – volgt quasi automatisch uit het feit dat we financieel, economisch en zelfs al in beperkte mate sociaal feitelijk met elkaar verbonden zijn. De volle werking van de vier vrijheden – vrij verkeer van arbeid, goederen, personen en diensten – maakt een genereus herverdelingsbeleid op niveau van de lidstaten steeds moeilijker waardoor de EU wel moet bijspringen. Bovendien ontwikkelen de lidstaten zich binnen de interne markt op een verschillende manier met eigen specialisaties. Zonder transnationale overdrachten kunnen de lidstaten zich niet handhaven als sommige van die specialisaties getroffen zouden worden door globale trends en gebeurtenissen.
We moeten ons durven afvragen waarheen het moet met de EU en welke inhoud we willen geven aan het Europese project.
Dat zijn slechts enkele pragmatische redenen waarom zo’n rechtvaardig Europa noodzakelijk is. Maar er kunnen ook meer fundamentele argumenten voor worden gegeven. Het belangrijkste allicht is het feit dat het bestaan van grenzen vanuit moreel standpunt een puur arbitrair gegeven is. Waarom zou ik als Belg wel solidair zijn met andere Belgen, maar niet met Polen, Portugezen of Italianen? Er is geen enkele reden waarom we onze morele gemeenschap niet zouden uitbreiden voorbij de natiestaat en ook burgers met een andere nationaliteit niet zouden beschouwen als een van ons. Als we dit argument doordenken kunnen we niet anders dan de wereld als geheel als het streefdoel zien voor de realisatie van herverdelende rechtvaardigheid. Dat is zeker juist. maar omdat dit zeker vandaag nog een utopie is, biedt de EU wel het beste kader om vormen van transnationale rechtvaardigheid uit te bouwen.
Dit alles dwingt ons tot een grondige reflectie over de inhoud van dat rechtvaardig Europa. Wat verdelen we, hoe en onder wie? Hoe verhoudt de Europese solidariteit zich tot de nationale? Verdelen we tussen landen of tussen burgers? Of beide tegelijk? Aan welke voorwaarden moet er voldaan zijn om een substantiële vorm van herverdeling op Europees niveau überhaupt mogelijk te maken? Dit zijn maar enkele aandachtspunten die ons voor een niet geringe uitdaging plaatsen.
Gedeelde lotsbestemming
Voornoemde soort vragen zouden een veel groter aandeel mogen hebben in onze discussies over de toekomst van de EU. We moeten ons durven afvragen waarheen het moet met de EU en welke inhoud we willen geven aan het Europese project. Voor de Duitse filosoof Jürgen Habermas is de taak van de EU duidelijk. Was ze in eerste instantie nog opgericht om oorlog onmogelijk en zelfs ondenkbaar te maken en een middel te hebben om Duitsland in te tomen, dan is ze vandaag het middel bij uitstek om de welvaart te vermeerderen. In de toekomst is er zelfs een nog grotere rol voor de EU weggegeld en zou ze moeten fungeren als een entiteit die de globaliseringsprocessen het hoofd kan bieden.
Aan dergelijke, onderbouwde, toekomstvisies ontbreekt het vandaag al te vaak. Hoe belangrijk op zich ook, we mogen ons niet blind staren op het democratisch karakter van de EU. De democratie staat altijd ten dienste. Ten dienste van de plannen die we als gemeenschap willen realiseren. Al van bij de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, de voorloper van de EU, was er sprake van een gedeelde lotsbestemming. De vraag hoe we die willen invullen – welke waarden we belangrijk achten – is cruciaal. Een duidelijke toekomstvisie en ideaal van de EU bieden bouwstenen voor die gedeelde lotsbestemming. De uitbouw van een rechtvaardig Europa zou er een van kunnen zijn. Bovendien zou deze invulling van het Europese project burgers (opnieuw) warm(er) kunnen maken voor de EU en zo een antidotum zijn voor het oprukkende euroscepticisme. Maar welke beslissingen we ook nemen, de concrete invulling van het Europese project zal alleen op gezamenlijk manier kunnen gebeuren – in een democratisch Europa.