DOOR SEBASTIAAN WIJSMAN. België is het enige Europese land met een aparte begrotingsminister. Volgens diverse onderzoeken verhoogt dit de totale overheidsuitgaven. Het is daarom tijd om de verantwoordelijkheden te herzien.

Sebastiaan Wijsman
Zoals ieder jaar ontwikkelt het begrotingsdebat zich tot een felle politieke strijd. Van links en rechts komen voorstellen voor bezuinigingen en belastinghervormingen met als doel de hoge overheidsschuld te verlagen. Dit politieke getouwtrek heeft echter veel weg van ‘loodgieterspolitiek’: met lijm en plakband wordt jaarlijks een begroting in elkaar gezet en het jaar erna begint het weer opnieuw. Zelden wordt er fundamenteel naar de Belgische uitgavenbias gekeken, terwijl er in de blauwdruk van het politieke systeem wel degelijk weeffouten zitten.
Twee kapiteins
Een pijnpunt is het bestaan van zowel een minister van Begroting als een minister van Financiën. België is uniek met deze splitsing. Ieder Europees land heeft een minister van Financiën die verantwoordelijk is voor belastinginkomsten én de begroting, maar België splitst de begrotingstaak op. Het budgettaire tweespan fungeert als een traditioneel gezin: De Minister van Financiën Van Overtveldt (NV-A) zorgt voor de inkomsten en begrotingsminister Sophie Wilmes (MR) beheert de uitgaven.
Een pijnpunt is het bestaan van zowel een minister van Begroting als een minister van Financiën. België is uniek met deze splitsing.
De Belgische regering kiest stelselmatig voor een dergelijke splitsing. Deze status quo komt voort uit de grote ideologische en gewestelijke verdeeldheid. Hoewel de tweedeling al bestaat sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog, staat deze constructie haaks op wetenschappelijke aanbevelingen. Economen en politicologen hebben immers al jaren geleden geconcludeerd dat men de budgettaire bevoegdheden idealiter centraliseert.
De redenering hierachter is gestoeld op de ‘tragedie van de gemeenschappelijke middelen’. Wanneer een groep ministers het gemeenschappelijke (belasting)geld verdeelt, zullen deze besluitvormers de nadelen van extra uitgaven te licht meewegen, wat leidt tot begrotingstekorten. Het is immers niet hun eigen geld dat ze uitgeven en iedere regeringspartij wil haar eigen achterban begunstigen. Dit vraagt om één sterke minister, van zowel Financiën als Begroting. Drie argumenten.
1. Een gezaghebbende schatkistbewaarder
Ten eerste is gezag essentieel voor de begrotingsminister om “nee” te zeggen tegen bedelende collega ministers, aldus Harvard econoom Alberto Alesina. De ministers met portefeuilles zoals onderwijs, infrastructuur of sociale zaken zullen constant hun handen ophouden bij begrotingsminister Wilmes, wie sterk in haar schoenen moet staan om het zakgeld van de andere ministers te beperken. Een minister van Financiën náást de begrotingsminister ondermijnt echter het aanzien van deze laatste. Dijsselbloem, Schäuble, Sapin en Padoan zijn allen gevestigde politieke namen, zelfs internationaal. Sophie Wilmes staat daarentegen in de schaduw van Van Overtveldt.
2. De dubbele uitgavenbias
Ten tweede vond de Italiaanse econoom Roberto Perotti dat de uitgavenbias bij elke extra minister in een kabinet verergert. Met name een extra begrotingsminister verlaagt de budgettaire discipline. Door het Belgische model zal de minister van Begroting haar achterban begunstigen met betrekking tot uitgaven, en de minister van Financiën zijn achterban met lagere belastingen. Neem bijvoorbeeld de jaren 1999-2007, een periode zonder banken- of schuldencrises en waarin de economische groei gemiddeld 2,46% (!) per jaar bedroeg. Ondanks deze goede condities heeft de regering haar schuld in die periode met 10 miljard euro verder uitgebouwd. Dat is niet onlogisch met een linkse “minister van Uitgaven” (sp.a) en een rechtse “minister van Belastingen” (MR). Laat dit eens andersom geweest zijn.
3. Aansprakelijk- en verantwoordelijkheid
Ten derde zorgt centralisatie van bevoegdheid voor toerekenbaarheid en verantwoordelijkheidsbesef. Wanneer één minister de verantwoordelijkheid draagt voor de overheidsfinanciën is deze volledig aansprakelijk, hetgeen zorgt voor budgettaire discipline. Zo vonden de invloedrijke economen Torsten Persson en Guido Tabellini dat overheden in presidentiële systemen minder uitgeven dan in parlementaire systemen. In een winner-takes-it-all systeem is één partij immers verantwoordelijk, en kan het volledige budgetbeleid op hen worden verhaald.
Wanneer één minister de verantwoordelijkheid draagt voor de overheidsfinanciën is deze volledig aansprakelijk, hetgeen zorgt voor budgettaire discipline.
Ideologische verdeeldheid
Toch is er vanuit de wetenschap ook begrip voor het Belgische systeem. De Amerikaanse politiek econoom Mark Hallerberg beargumenteerde dat centralisatie van de budgetbevoegdheden enkel mogelijk is wanneer de ideologische verdeeldheid tussen de politieke partijen klein is. In het Belgische politieke landschap is deze verdeeldheid echter groot, waardoor partijen niet bereid zijn één minister de begrotingsbevoegdheden toe te schrijven. De ministers van Begroting en Financiën komen dan ook standaard van twee verschillende partijen.
Met twee kapiteins op een schip wordt echter zelden de juiste koers gevaren. Zo werd jaren een linkse begrotingsdiscipline gecombineerd met een rechts belastingbeleid. Tevens is muiterij het gevolg van scheve machtsverhoudingen binnen het kabinet. Muiterij van de nationale schatkist wel te verstaan, met de torenhoge overheidsschuld als resultaat. Het is dus tijd om de verantwoordelijkheden te herzien.