Een mensenrechtencharter als leidraad bij internationale onderzoeksprojecten

DOOR LUC SELS. Mijn eerste honderd dagen als rector waren ongemeen boeiend, maar ik kreeg ook weleens lastige dossiers op mijn bord. De kwestie rond LAW-TRAIN bijvoorbeeld, een internationaal onderzoeksproject over het verbeteren van ondervragingstechnieken, waarbij de KU Leuven maar ook de Israëlische politie betrokken is. Dat laatste zette kwaad bloed bij een actiegroep. Zij vragen om de samenwerking onmiddellijk op te schorten. Een moeilijke vraag die een genuanceerd antwoord verdient.

Geschreven door Luc Sels, rector van de KU Leuven. Hij tweet via @LucSels.

De dagen van een rector zijn goed gevuld. Dat zal u niet verbazen. Het nieuwe bestuur heeft zijn eerste honderd dagen achter de rug. Ik heb in die periode geleerd dat onze universiteit elke dag een paar verrassingen in petto heeft. Het is een plezier om de vele mensen te leren kennen die onze universiteit maken tot wat ze is. Het is ongemeen boeiend om zelf elke dag bij te leren bij de vele bezoeken en ontmoetingen. Maar regelmatig belanden ook knap lastige vragen op mijn bord. Eén van de moeilijke vragen die me meteen bij de aanvang van mijn mandaat werden voorgeschoteld was hoe ik tegenover het lopende Europese onderzoeksproject LAW-TRAIN sta. De taart die ik bij de opening van het academiejaar van de actiegroep kreeg, is intussen verorberd. De vraag zelf vroeg een wat langere digestie.

mg_8667-1.jpg

Voor wie het project nog niet kent, geef ik graag wat toelichting. Het doel van LAW-TRAIN is om de transnationale samenwerking tussen politiediensten in hun strijd tegen drugscriminaliteit te versterken door training in het voeren van gezamenlijk politioneel onderzoek mogelijk te maken. Zo wordt er onder andere een virtuele trainingstool ontwikkeld die een team van politiemensen uit verschillende landen de kans geeft om samen, vanuit hun respectievelijke locaties en binnen het kader van een breder transnationaal politioneel onderzoek, een verhoor van een (virtuele) verdachte voor te bereiden en uit te voeren. Eén van de partners in dit project is de Israëlische politie. De actiegroep vraagt om het onderzoeksproject, en dus alle daarmee verbonden contracten, onverwijld stop te zetten.

Zowaar geen eenvoudige kwestie. Ik heb me de voorbije weken dan ook grondig geïnformeerd over LAW-TRAIN, met aandacht voor de projectdoelstellingen, het consortium en de taken van de KU Leuven-onderzoekers. Ik had ook erg nuttige, open en diepgaande gesprekken met zowel de voor het Leuvense luik van het project verantwoordelijke onderzoekers, als met vertegenwoordigers van de actiegroep. Ik wil alle betrokkenen graag danken voor de open gedachtewisseling en serene discussies. Mijn standpunt over LAW-TRAIN is in volgende drie punten samen te vatten:

  1. de KU Leuven-onderzoeksgroep kan het lopende project, dat eindigt in april 2018, verder afwerken;
  2. de KU Leuven zal, in voorkomend geval, niet participeren in een vervolgproject met het huidige consortium;
  3. de KU Leuven engageert zich om een mensenrechtencharter te ontwikkelen dat in de toekomst een betere houvast kan bieden bij de deelname aan onderzoeksprojecten.

Ik licht elk van deze drie punten graag verder toe.

Continuering van het lopende project

Ik wil de Leuvense onderzoeksgroep de ruimte geven om het project verder af te werken. Daarbij steun ik op inhoudelijke overwegingen en op contractuele gronden.

Ik twijfel niet aan de integriteit van de KU Leuven-onderzoekers. Hun bijdrage heeft bovendien een duidelijke meerwaarde voor het LAW-TRAIN-project als geheel. In hun activiteiten zijn onze onderzoekers verantwoordelijk voor het mee ontwerpen van de al vermelde virtuele trainingstool voor verhoortechnieken. Hun bijdrage is niet alleen gericht op een correcte toepassing van de mensenrechten in een dergelijke context, maar bouwt expliciet verder op internationaal erkende best practices van een informatievergarend verhoor. Het project draagt op die manier bij tot de ontwikkeling en toepassing van humane verhoortechnieken. De Leuvense bijdrage tot het project is vanuit het perspectief van de rechten van de mens een positieve factor.

Een late uitstap zou wellicht enkel tot gevolg hebben dat de reputatie van de KU Leuven als betrouwbare contractpartner wordt beschadigd.

In een H2020-project zoals LAW-TRAIN draagt het consortium een collectieve verantwoordelijkheid. KU Leuven kan niet éénzijdig uit zo’n project stappen, maar moet hierover een akkoord bereiken met de overige partijen. Zij zouden de KU Leuven-werkpakketten immers moeten overnemen. Een zo late uitstap zou wellicht enkel tot gevolg hebben dat de reputatie van de KU Leuven als betrouwbare contractpartner wordt beschadigd. Ik wens in dit kader ook het belang van consistentie te onderlijnen. De KU Leuven heeft namens het vorige bestuur aangegeven dat het project kon gecontinueerd worden. De contractpartners zijn, te goeder trouw, op die beslissing voortgegaan. Een totale omkering van dit standpunt is in deze fase moeilijk te realiseren.

Geen vervolgproject met het huidige consortium

De KU Leuven gaat het lopende project wel verder afwerken, maar zal niet meer participeren in een vervolgproject met het huidige consortium.

LAW-TRAIN kan moeilijk los van de concrete samenstelling van het consortium worden beoordeeld. Het is net hier dat het probleem zich situeert. De deelname van het Israëlische Ministry of Public Security stelt inderdaad een ethisch probleem gelet op de rol die deze sterke arm van de Israëlische regering speelt in het afdwingen van een onrechtmatige bezetting van de Palestijnse gebieden en de ermee verbonden onderdrukking die de Palestijnse bevolking ondergaat. Meerdere geloofwaardige bronnen, waaronder Peter Bouckaert van Human Rights Watch (aan wie KU Leuven vorig jaar terecht een eredoctoraat heeft toegekend), hebben deze inbreuken op het internationale recht gedocumenteerd. Een indiening van vervolgprojecten met een identiek consortium vind ik daarom niet opportuun. Overigens stellen we vast dat ook langs de kant van bepaalde Palestijnse organisaties de rechten van de mens met voeten worden getreden. Het gaat er in mijn benadering dus niet om partij te kiezen in deze soms uitzichtloze strijd.

De deelname van het Israëlische Ministry of Public Security stelt inderdaad een ethisch probleem.

Nood aan een mensenrechtencharter

Als laatste stel ik voor dat de KU Leuven zich zou engageren om een mensenrechtencharter te ontwikkelen dat in de toekomst een betere houvast kan bieden bij de deelname aan onderzoeksprojecten.

Hoezeer we nu post factum kunnen vaststellen dat onze associatie met het Israëlische Ministry of Public Security problematisch is, het kan onze onderzoekers niet kwalijk worden genomen dat ze op deze uitnodiging zijn ingegaan, vermits het ons op vandaag aan een kader ontbreekt waardoor zij zich in dit soort situaties kunnen laten leiden.

Ik wil in de komende maanden ernstig werk maken van een dergelijk referentiekader. Daarbij wil ik al vooropstellen dat een algemene boycot van landen waar de mensenrechten niet gerespecteerd worden niet de bedoeling kan zijn. Academische samenwerkingen zijn in de eerste plaats samenwerkingen tussen onderzoekers, tussen mensen. Een boycot zou net tot gevolg hebben dat we deze – vaak regimekritische – onderzoekers in een internationaal isolement dwingen. Wél met hen samenwerken leidt daarentegen vaak tot een “empowerment” en draagt bij tot hun zichtbaarheid en interne vrijheid.

Een algemene boycot van landen waar de mensenrechten niet gerespecteerd worden kan niet de bedoeling zijn.

We streven niet naar een formalistische benadering waarbij een goedkeuringsprocedure zou worden ingesteld. Wel moeten we onze onderzoekers en ethische commissies een leidraad bieden, die hen in de toekomst houvast kan geven bij de beslissing om al dan niet tot een project toe te treden. We streven er hierbij naar om, zoveel als mogelijk, objectieve of objectiveerbare criteria te hanteren. Dit kan in de vorm van een mensenrechtencharter. Ik zal op het niveau van de VLIR de vier andere Vlaamse rectoren voorstellen om zulk charter door experten van de vijf universiteiten te laten ontwikkelen. Het statuut van een dergelijk charter en de wijze waarop we het in ons beleid zullen gebruiken, moet vervolgens het voorwerp uitmaken van een bespreking op onze interne beleidsorganen.

We moeten onze onderzoekers een leidraad bieden, die hen in de toekomst houvast kan geven bij de beslissing om al dan niet tot een project toe te treden.

We zullen in de komende periode dus zeker nog terugkomen op deze en andere complexe vragen. Het gaat dan ook om heel belangrijke aangelegenheden, die we als academici in een open en constructieve sfeer dienen te bespreken.