De academische kalender: vier misverstanden uitgeklaard

DOOR LUC SELS. De hervorming van het academiejaar is een veelbesproken onderwerp, zowel onder de studenten als in de kranten. Dat kan ik alleen maar toejuichen – alle meningen zijn welkom, maar wel op basis van correcte informatie. Daarom zet ik graag enkele misverstanden recht.

Geschreven door Luc Sels, rector van de KU Leuven. Hij tweet via @LucSels.
_MG_4681
Luc Sels

Tekst tekst teks

De actie was gekant tegen een mogelijke herziening van de academische kalender. “De studenten van de KU Leuven vinden dat rector Sels te snel gaat met de herindeling van het academiejaar”, zo las ik bij mijn eerste kop koffie in De Standaard. Het artikel vertelde ook dat medebestuur en inspraak “een holle doos” zijn en dat de mening van de studentenvertegenwoordigers “zonder meer aan de kant geschoven” wordt.

De actie van de studenten kan op mijn sympathie rekenen. Ik neem ze ook ernstig. Als dit een stap is naar een hernieuwd engagement voor een kritisch-constructieve studentenparticipatie in alle beleidsorganen, dan juich ik ze toe. Maar of mijn visie en standpunten helemaal juist zijn weergegeven? Neen. Tijd dus om enkele misverstanden recht te zetten. Ik zet ze even op een rij.

Misverstand 1: “Deze rector wil je tweede zit afpakken”

Het is de titel van een stuk dat recent in Veto verscheen. Een eyecatcher wel. De titel verscheen boven een verslag van een overleg met de Algemene Vergadering van de Studentenraad over, jawel, de academische kalender. Tijdens dat overleg is de schrapping van de ‘tweede zit’ niet ter sprake gekomen. Het ‘afpakken’ van deze derde examenperiode komt in geen enkel scenario voor. Ik ben er ook geen voorstander van. Wel ben ik van oordeel dat een universiteit van haar studenten mag verwachten dat ze zich maximaal inzetten om bij de eerste examenkans te slagen. Daar is het in het strategisch plan ook om te doen: inzetten op een succesvolle ‘eerste zit’. De derde examenperiode dient voor herkansing, niet voor examenspreiding.

Er wordt gesuggereerd dat de derde zittijd meteen op de examens in mei zou volgen, zonder recuperatieperiode. Er zijn echter voldoende weken tussen de kerst- en de zomerperiode om ook voor de derde examenperiode herstelrust en voorbereidingstijd in te bouwen. Laat ons dit samen grondiger bekijken.

In de huidige kalender draait het academiejaar altijd maar door. Zonder ophouden. Jaar in jaar uit, maand in maand uit. Dat heeft gevolgen voor de studenten.

Een vernieuwing van de kalender draait niet alleen rond de ‘tweede zit’. Het probleem is ruimer. In de huidige kalender draait het academiejaar altijd maar door. Zonder ophouden. Jaar in jaar uit, maand in maand uit. Dat heeft gevolgen voor de studenten. Wie een ‘tweede zit’ heeft staat er alleen voor, want tijdens de cruciale maanden juli en augustus is er geen monitoraat of actieve studiebegeleiding. Wie het niet haalt in september heeft ook nauwelijks tijd voor (her)oriëntatie. Wie het dan wel haalt, heeft ternauwernood ruimte om tussen twee academiejaren op adem te komen.

De oplossing die de voorzitter van de Studentenraad van de Universiteit Antwerpen aanreikte, eveneens in de Standaard, komt deels tegemoet aan deze bezorgdheden. “Waarom kunnen we de tweede zittijd niet met één of twee weken vervroegen? Hierdoor zou de tweede zittijd volledig in augustus vallen”, zo poneert hij. Het is een interessante denkpiste. Wat hij echter uit het oog verliest is dat zelfs toegewijde professoren, medewerkers en studiebegeleiders weleens toe zijn aan vakantie. Echt waar.

We mogen niet vergeten dat de huidige kalender niet alleen nadelen heeft voor de studenten, maar ook voor de administratieve staf (processen van afsluiten van het vorige academiejaar en het opstarten van het nieuwe academiejaar lopen door elkaar), de docenten (geen cesuur tussen academiejaren en tussen examens in september en de voorbereiding van het nieuwe academiejaar) en de buitenwereld (het is onduidelijk wanneer het academiejaar echt ten einde is). Al deze stemmen zijn evenzeer van belang in dit debat.

We moeten het debat dan ook samen voeren. Maar sowieso mét behoud van de ‘tweede zit’.

11fd8d1a-b06f-4819-a4ee-c3e78b0c674c

Misverstand 2: “De slinger zal te ver doorslaan richting permanente evaluatie”

De studenten vrezen dat de slinger te ver zal doorslaan. Ze zijn beducht voor een overdreven klemtoon op activerend onderwijs en permanente evaluatie. De omslag die we beogen gaat in essentie over een overgang van ‘luisteren en blokken’ naar ‘actief construeren en bezitten’. Daar bestaan gelukkig al heel veel goede voorbeelden van in vele opleidingen van de KU Leuven. Maar op andere plaatsen moet de slinger nog in beweging komen. De vrees dat hij zal doorslaan is dan minstens voorbarig.

Ik begrijp natuurlijk dat ‘permanente evaluatie’ allerlei onaangename associaties oproept, alsof we (onaangekondigde) toetsen en overhoringen willen invoeren. In essentie gaat het echter om meer bewustzijn voor de progressie die studenten wel of niet boeken. Het gaat om tijdig ingrijpen wanneer studenten – nog te vaak – afhaken. Het gaat er ook om studenten aan te zetten geziene leerstof te verwerven vooraleer het vervolg wordt aangevat. Dat kan op vele manieren die samen een aangenaam en rustgevend gevoel van beheersing kunnen opleveren. Door de terugkoppeling wordt toetsen een onderdeel van het leerproces in plaats van het eindpunt van het semester. Dat kan meer studenten helpen om het diploma te halen binnen de voorziene studieduur.

De wetenschappelijke literatuur is duidelijk in haar conclusies over het belang van activerend onderwijs. Het verbetert slaagkansen, maakt dat kennis beter blijft hangen, en verzekert een vlotte overgang naar vervolgopleidingen of de verdere loopbaan. Kunnen we het als onderzoeksgedreven universiteit maken om zo’n overtuigende conclusies naast ons neer te leggen? Of gaan we inzetten op actief, diepgaand, coöperatief en probleemoplossingsgericht leren en op feedback- en evaluatiemethoden die afgestemd zijn op dit actief leren?

Maar activering kan dan toch zonder kalenderaanpassing, niet? Inderdaad, dat kan. “De studenten vrezen dat de rector de herindeling van het academiejaar en het gebruik van ‘activerende werkvormen’ met elkaar verbonden ziet”, zo wist De Standaard. Ik moet de vrees helaas bevestigen. Een kalenderaanpassing is geen noodzakelijke voorwaarde. Maar in de zienswijze van het bestuur is ze wel een hefboom voor activering. In de huidige kalender zijn er teveel factoren die tot uitstelgedrag leiden: de trage semesterstart, de lange blokperiodes, de lange en gespreide examenperiodes en de uitgebreide voorbereidingstijd in juli en augustus voor de herkansing.

We willen hier samen aan werken. We zullen de slinger daarbij goed in het oog houden.

Misverstand 3: “Er is gebrek aan mankracht en middelen”

Die bezorgdheid staat ook te lezen in het artikel in De Standaard. Het is een zorg die niemand volledig kan wegnemen. Want behoeften zijn oneindig en middelen zijn altijd schaars. In die zin komt het er altijd op aan de beschikbare mensen en middelen optimaal in te zetten. Maar we hebben ook een financieel plan klaar dat wel degelijk toelaat om de omslag naar activerend onderwijs en een kalenderhervorming te ondersteunen. Het gaat niet om kleingeld. De investering is fors.

Het strategisch plan kan in die zin ook momentum creëren. Het biedt een uitgelezen kans om krachtig te kiezen voor een toekomstgericht onderwijsmodel dat actief, ervaringsgericht en onderzoekend leren centraal stelt. In een aangepaste kalender, die tegelijkertijd hefboom en sluitstuk is. “Wat nu voorligt, is juist een unieke kans om de positie van de student en het onderwijs op de voorgrond te plaatsen”, zo werd ik juist geciteerd in Veto.

Laten we de extra menskracht en middelen maximaal benutten.

Misverstand 4: “Alles is al beslist”

Wie dat stelt, onderschat de complexiteit van het dossier. Het gaat niet om één grote beslissing. De keuze voor activerend onderwijs en de vernieuwing van de kalender behelzen een veelheid van afzonderlijke beslissingen. Deze beslissingen omvatten heel wat deelfacetten van onze onderwijsorganisatie, en dit op meerdere niveaus: de student en de docent, de opleiding en de permanente onderwijscommissie (POC), de faculteit en de universiteit. Al die (nog) te nemen beslissingen kaderen in een visie waarover dit bestuur wel degelijk duidelijk is: we willen ons onderwijs meer toekomstgericht maken. De verdere voorbereiding van die beslissingen moet grondig gebeuren, mét inbreng van de studenten.

De kalenderhervorming kreeg een plaats in het strategisch plan ‘Op kruispunten, naar een duurzame samenleving’. Sommigen zien dat als een voldongen feit. Ik begrijp tot op zekere hoogte dat men dat zo aanvoelt. Maar een strategisch plan is geen beslissing. Een regering werkt na haar aantreden beleidsnota’s uit die de grote strategische keuzes bevatten voor een volgende regeerperiode. De uitwerking in maatregelen wordt pas sociale realiteit na goedkeuring van wetten, decreten of uitvoeringsbesluiten door het parlement.

Een universiteitsbestuur doet iets analoogs. Een strategisch plan is een meerjarenaanpak om de visie en missie te realiseren en om een planmatige en doelgerichte inzet van mensen en middelen te kunnen nastreven. Een plan dat geen rekening houdt met de impact van grote projecten zoals een kalenderhervorming kan bezwaarlijk strategisch genoemd worden. Maar een strategie is geen beslissing. De strategie moet samen met de Academische Raad vertaald worden in voorstellen en uitvoeringsbesluiten.

Medebestuur is het uitgangspunt. In de besluitvorming wordt gewerkt op basis van argumenten en afwegingen. We gaan niet licht heen over de input van welke geleding ook.

Intussen zetten we ons met velen hard in om de keuze voor een vernieuwde academische kalender goed te onderbouwen. Het universiteitsbestuur ziet de voordelen en de tegenargumenten en zoekt naar de optimale vormgeving. De werkgroepen van de Onderwijsraad leggen zich toe op de meest complexe facetten van een kalenderhervorming. Medebestuur is op al deze fora het uitgangspunt. In de besluitvorming wordt gewerkt op basis van argumenten en afwegingen. We gaan niet licht heen over de input van welke geleding ook.

De studenten zijn eerst en vooral vertegenwoordigd in alle adviesraden, werkgroepen en beslissingsorganen en werken zo mee aan een gedragen besluitvorming. In de doorgaans goed georganiseerde POC’s zijn de studenten stevig vertegenwoordigd en hebben ze een krachtige stem bij het afwegen van argumenten en tegenargumenten. De studenten geven mee invulling en uitvoering aan het kwaliteitszorgbeleid en ze worden hiervoor financieel ondersteund.

Ook in de finale beslissingsorganen zijn de studenten vertegenwoordigd, met name in de Academische Raad, het Gemeenschappelijk Bureau (Gebu) en de Raad van Bestuur. Maar medebestuur kan niet zonder medebestuurders. We hopen dan ook dat we in het academiejaar 2018-2019 in volle bezetting aan de slag kunnen. Met een Stura-voorzitter in de Raad van Bestuur en het Gebu en met een voltallige vertegenwoordiging in de Academische raad en de Groepsbesturen.

Medebestuur is wel degelijk belangrijk. We zullen er samen invulling aan geven.


Eén reactie

  1. Duidelijk en goed onderbouwd. Ik snap niet wie tegen de hervorming kan zijn. Het is misschien niet perfect, maar toch een hele vooruitgang op de huidige situatie. Nog een extra argument is dat het de kalender van de Vlaamse universiteiten meer in lijn brengt met het buitenland. Maakt uitwisselingen eenvoudiger en we kunnen soms ook wel wat leren van de ervaringen van buitenlandse universiteiten.


Reacties zijn gesloten.