Hoeveel Darwin kan een mens verdragen?

DOOR FILIP BUEKENS. Filip Buekens, filosoof aan de Universiteiten van Tilburg en Leuven, maakt enkele bedenkingen bij het interview met Bas Heijne, dat in de weekendkrant (De Morgen 14 december 2013) te lezen stond.

Geschreven door filosoof Filip Buekens en eerder verschenen op demorgen.be. Hij tweet via @filipbuekens.
Charles_Darwin_01

Charles Darwin
portret door Julia Margaret Cameron

Ik knipperde echt niet met mijn ogen toen Bas Heijne verkondigde dat velen geloven dat wetenschap liefde reduceert tot een neurologisch proces. Hoewel hijzelf gelooft in wetenschap, denkt hij dat we ondanks Darwin, Dennett en vele andere ‘reductionistische’ denkers een aantal illusies moeten handhaven, dat we niet zonder betovering kunnen leven. Het is een veelgehoorde stelling. Ik overdacht ze toen ik zondagochtend Bach beluisterde. Was mijn luisterplezier echt reduceerbaar tot een complex proces in mijn prefrontale cortex? Was mijn genot een illusie? Ik denk het niet.

Van wetenschap gaat een enorm prestige uit. Een recent onderzoek aan de universiteit van Yale liet iets merkwaardig zien. Ze confronteerden proefpersonen met twee beschrijvingen van psychologische processen, de eerste in gewone mensentaal (‘Wie betrapt wordt, heeft de neiging zich te schamen’) en een tweede in complex neurologisch jargon. Let wel: in de wetenschappelijke omschrijving werd niet méér gezegd dan in de gewone beschrijving. Het enige wat gebeurde was vervanging van gewone woorden door neuro-speak. Het onderzoek toonde aan dat het jargon, dat behalve experten eigenlijk niemand echt begrijpt, als veel ‘inzichtelijker’ werd beschouwd dan de gewone, manifeste beschrijving. Zelfs als mensen de woorden niet begrijpen, zijn ze toch geneigd om het wetenschappelijk discours hoger aan te slaan. Dat is een van de vele effecten van het hedendaags prestige van de wetenschap. Weinigen begrijpen wat ze onderzoekt (hoe zou het anders kunnen), maar iedereen vertrouwt erop dat ze ons iets diep leert. En dat ons manifeste spreken eigenlijk iets misplaatst heeft.

De idee is dat ons gewone spreken over onszelf, onze emoties en onze aspiraties slechts een nuttige illusie zou zijn, zonder dewelke we niet kunnen leven. Het is een verhaal dat sciëntisme – de idee dat alleen wetenschap de waarheid over onszelf vertelt – zo aantrekkelijk maakt. Bas Heijne klaagt sciëntisme en verwetenschappelijking aan, maar met zijn verhaal over illusies trapt hij in de val die de onderzoekers over Yale hebben uitgezet. Er is een veel betere beschrijving mogelijk: wetenschap onderzoekt en verklaart wat ons in staat stelt van Bach te genieten. Daaruit volgt niet dat onze muzikale ervaringen op illusies berusten. Net zoals uit het inzicht dat alles wat ons omringt uit subatomaire deeltjes is opgebouwd, zou volgen dat de krant die u nu leest, een soort visuele illusie is.

Omdat Bas Heijne het over Darwin en Dennett heeft, haal ik er een typisch Darwiniaans voorbeeld bij. Wie kinderen heeft, houdt zielsveel van hen. Zoveel dat, als hij of zij zou moeten kiezen tussen eigen kinderen en die van anderen, de keuze vanzelfsprekend is. (Je redt je eigen kind van de verdrinkingsdood, niet dat van de ander.) Wat verklaart die emotie? De verklaring op genetisch niveau verwijst naar het feit dat ouders genen delen met hun kinderen. De evolutionaire filter heeft ervoor gezorgd dat, statistisch en op het niveau van een populatie, de genen van ouders die goed voor kinderen zorgen, meer gedupliceerd worden dan die van anderen. Deze verklaring is ontluisterend voor wie denkt dat wetenschap iets reduceert of iets elimineert: “we houden dus niet écht van onze kinderen, het is een illusie”. Dat is een misvatting. We hebben een fragment ontdekt van datgene wat ons in staat stelt van onze kinderen te houden. Uit de wetenschappelijke ontdekking volgt niet dat we op een witte wolk van illusies leven. Als je zo denkt, heb je al veel toegegeven aan diegenen die denken dat wetenschap alles reduceert.

En nog een misverstand: “We kunnen Darwin wel accepteren, maar niet volgens hem leven.” Wel, eigenlijk doen we dat laatste juist wel. Wij zijn wezens met een biologische natuur en kunnen daar onmogelijk aan ontsnappen. Sterker nog: als we sommige ‘natuurlijke’ neigingen willen tegengaan (denk aan racisme bijvoorbeeld, of de drang om excessief wraak te nemen bij aangedaan onrecht), heeft dat nooit te maken omdat we een wetenschappelijk inzicht hebben verworven. Het is omdat we ook zonder wetenschap, maar wel vanuit morele reflectie, hebben ingezien dat in sommige van onze houdingen en reacties iets misloopt.

Bas Heijne klaagt terecht het sciëntisme van onze tijd aan. Het begint vaak bij een vorm van atheïsme, maar het zet een stap verder: “Als God niet bestaat, kan alleen de wetenschap ons de waarheid over onszelf leren.” Maar uit de waarheid van het eerste, volgt helemaal geen sciëntisme. Er volgt alleen uit dat de instaatstellende voorwaarden niet door een opperwezen uit de mouw geschud zijn. Er volgt niet uit dat in morele overwegingen, in zorgvuldig nadenken over hoe we ons leven moeten inrichten, alleen met wetenschappelijke inzichten zou moeten rekening gehouden worden. Ik denk dat Bas Heijne daar terecht op wijst, maar een kleine denkfout heeft gemaakt op weg naar die conclusie.