DOOR JOHAN ADRIAENSEN. Het belang van de Europese Unie voor binnenlandse regelgeving werd tijdens deze campagne herhaaldelijk aangekaart. De verkiezing van onze Europese Parlementsleden wordt dan ook steevast voorgesteld als een belangrijk evenement om te garanderen dat de Belgische belangen op Europees niveau behartigd worden. Aandacht voor wat er binnen die andere wetgevende Europese instelling –de Raad van Ministers- gebeurt, wordt gestaag naar de achtergrond geduwd en dit geheel ten onrechte. Ook de Vlaamse en Federale verkiezing zijn belangrijk om de Europese Unie mee vorm te geven.
Het Europees Parlement is maar de helft van het verhaal
De Belgische kiezer weegt via twee kanalen op de Europese besluitvorming. Enerzijds is er het Europees Parlement waar België een kleine 3% van het totaal aantal zetels is toegewezen. In dit Parlement wordt met een normale meerderheid beslist. Dit wil zeggen dat er geen grendels of alarmbelprocedures zijn die bepaalde (nationale) minderheidsstandpunten kunnen beschermen. De kans dat de Belgische belangen kunnen genegeerd worden, is dan ook zeer reëel.
Anderzijds heeft België ook een zitje in de Raad van Ministers. De Raad kent verschillende formaties waarin de bevoegde Ministers (regionaal dan wel federaal) uit de 28 lidstaten beslissen over Europese wetgeving. Zo nam Minister Vande Lanotte deel aan de Raad van Economische en Financiële Zaken en heeft Joke Schauvliege –alternerend met haar Waalse collega Philippe Henry- het land vertegenwoordigd in de Raad Milieu. In theorie vindt besluitvorming in de diverse Raadsformaties plaats met een gekwalificeerde meerderheid maar in de praktijk wordt er vaak een consensus nagestreefd. Met andere woorden, indien België binnen deze Raad resoluut op de rem springt is de kans reëel dat er geluisterd wordt. De macht die we als middelgrote lidstaat hebben binnen de Raad van Ministers is beduidend groter dan deze binnen het Europees Parlement.
De ‘dubbele’ Europese verkiezing
Met de Europese verkiezingen voor de deur ontstaat de verleiding om onze vertegenwoordigers in het Europese Parlement als belangrijkste heraut van de Belgische belangen voor te stellen. De geëngageerde Europarlementsleden zijn daar ook mede verantwoordelijk voor. Ze hebben er immers alle belang bij het geleverde werk evenals hun beleidsambities onder de aandacht van de stemmer te brengen. Dit mag echter niet leiden tot het negeren van de rol die onze regeringsleiders spelen op het Europese toneel.
De binnenlandse verkiezingen zijn misschien zelfs een belangrijkere gebeurtenis om als kiezer het Europees beleid vorm te geven.
Zoals eerder gesteld kan België immers het sterkst op de Europese besluitvorming wegen door zijn lidmaatschap in de Raad van Ministers. Dit heeft tot gevolg dat ook de Vlaamse en Federale regeringsvorming van groot belang zijn voor de posities die België op het Europees niveau zal verdedigen. De opstelling van het regeerakkoord, de verdeling van Ministerposten evenals de samenstelling van de kabinetten, zal voor een groot deel bepalen welke standpunten worden ingenomen door onze vertegenwoordigers en met welke vasthoudendheid. In die zin zijn de binnenlandse verkiezingen misschien zelfs een belangrijkere gebeurtenis om als kiezer het Europees beleid vorm te geven.
Wiens democratisch deficit?
Op basis van bovenstaande analyse kunnen we tot slot nog enkele vraagtekens plaatsen bij de wederkerende kritieken op het democratische gehalte van de Europese Unie. In deze kritieken is het voornamelijk de Europese Commissie die het moet ontgelden. Tijdens de financiële en budgetaire crisis fungeerde de bureaucratische, onverkozen Commissie al te vaak als gemakkelijke zondebok voor critici van het gevoerde beleid.
Het democratische deficit van Europa is evenzeer een Belgisch deficit.
De vraag dient echter gesteld te worden wie onze verontwaardiging verdient ten gevolge van een ‘dictaat uit Brussel’: de Commissie die het bekritiseerde voorstel op tafel heeft gelegd of onze vertegenwoordigers die het uiteindelijk hebben goedgekeurd? De rol, maar bovenal de verantwoordelijkheid, van onze eigen regering in de Europese besluitvorming mag niet onderschat worden.
Om hierin klaarheid te scheppen is er een grote nood aan publiek toezicht op onze nationale vertegenwoordiging. De reeds gelimiteerde aandacht voor het werk van onze nationale Europarlementsleden staat in schril contrast met het compleet gebrek aan aandacht voor de posities die onze regeringsleiders innemen in de Raad van Ministers. Dergelijk toezicht is in de eerste orde de verantwoordelijkheid van het Vlaamse Parlement en de Kamer van volksvertegenwoordigers, maar kan zeker de steun gebruiken van media, het sociaal middenveld en academici. Het democratische deficit van Europa is evenzeer een Belgisch deficit. De suggesties van Laurent Hanseeuw en Brieuc Van Damme (De Tijd, 14/05/2014 ) openen alvast de discussie om dit interne deficit aan te pakken.
Een belangrijke stap in de goede richting is alvast de bewustwording dat we zondag tot driemaal toe aan Europese verkiezingen deelnemen.