De visitaties gevisiteerd: wat is kwaliteitscultuur?

DOOR NICOLAS STANDAERT. Vanaf 16 december worden alle externe visitaties van universitaire opleidingen tot 2020 opgeschort en mogen universiteiten zichzelf controleren. Een goede zaak, want dit levert voor de universiteiten een besparing op van enkele miljoen euro en ook een aanzienlijke vermindering van administratieve planlast. Maar de stopzetting van de visitaties is niet enkel een besparingsoperatie, het is de gelegenheid om de als maar toenemende drang naar controle over kwaliteit een halt toe te roepen, en ons de vraag te stellen wat we onder kwaliteit verstaan.

Geschreven door Nicolas Standaert, professor in de Sinologie. 
Nicolas Standaert

Nicolas Standaert

Niet iedereen is gelukkig met de beslissing om de visitaties op te schorten. In een opiniestuk in De Standaard betreurt Dirk Van Damme, onderwijsspecialist binnen de OESO, het gemis aan transparantie, en pleit hij voor een nog verder doorgedreven kwaliteitscultuur. “Niemand is de beste beoordelaar van de eigen kwaliteit, ook de professoren niet” stelt Dirk Van Damme terecht in zijn reactie. Een externe commissie kan vaak problemen aanklagen die de instelling zelf uit institutioneel eigenbehoud of ideologische zelfverdediging niet meer kan of wil oplossen.

Maar geldt dit ook niet voor de instellingen die deze visitaties organiseren? Jarenlang hebben de rectoren van universiteiten en hogescholen gevraagd om de visitaties te vereenvoudigen maar hun vraag werd helemaal genegeerd. Zo groeiden visitaties uit tot excessieve bureaucratische ondernemingen die niet langer met de oorspronkelijke bedoelingen stroken. En nu overvalt hen hetzelfde lot als de onderwijsinstellingen: wat faalt moet weg, hoe goed de bedoelingen ook zijn.

Visitatiecommissies als falende studierichtingen

Naast de vaak aangeklaagde enorme planlast en torenhoge kosten zonder veel pedagogische meerwaarde, zijn er ook veel inhoudelijke problemen die zelden in de discussie aan bod komen. De visitaties vertonen in dat opzicht trouwens opvallende gelijkenissen met de falende studierichtingen die ze aanklagen. Ik haal er vijf aan.

Om te beginnen eisen visitaties van de onderwijzende instelling een transparant toetsbeleid, maar wanneer men naar hun eigen toetsbeleid vraagt, blijft het antwoord uit. Ten tweede zijn de evaluatiecriteria voor kwaliteitswaarborgen niet consistent over de opeenvolgende visitaties heen: de criteria van een vorige visitatie worden soms expliciet afgewezen. Studierichtingen die verondersteld worden aan hun kwaliteit te sleutelen missen dus elke houvast, wat neerkomt op een toestand die de student in ieder geval bespaard moet blijven, althans volgens de visitatiecommissies. Ten derde zijn studierichtingen sterk afhankelijk van de specifieke leden van de commissie, die elk vanuit een welbepaald instrumenteel denkkader of een particulier model oordelen. De arbitrariteit die hieruit volgt, is ook iets waar men studenten voor wil behoeden in een kwaliteitsvol onderwijs. Ten vierde is er een heel opmerkelijke evolutie in de groeiende tendens van visitatiecommissies om gedeeltelijke negatieve oordelen uit te spreken, ook al is de kwaliteit van de opleidingen duidelijk gestegen: de “professor” die oordeelt over de onderwijsinstellingen wordt dus alsmaar strenger, ook al verbetert de student. Tenslotte situeren de suggesties van een commissie zich alsmaar vaker op het microniveau, namelijk op een specifiek onderdeeltje of organisatiemodaliteit van een apart vak. Daardoor spelen de microsuggesties die toevallig aan bod gekomen zijn, een onevenredig grote rol.

Al deze en andere inhoudelijke problemen hebben er mede toe geleid dat de mogelijke pedagogische verrijking van een visitatie al te vaak moet wijken voor een louter formele afhandeling, een vaak onzorgvuldige copy-paste van oude teksten door zowel de studierichtingen als commissies. Dus niet alleen ons onderwijs maar ook de visitaties ervan kampen met opvallend gelijkaardige problemen. De visitatiecommissies controleren en bestraffen bij anderen fouten die ze zelf ongecontroleerd blijven begaan. De stopzetting van de visitaties is bijgevolg niet alleen een besparingsoperatie. Het is de gelegenheid om deze als maar toenemende drang naar controle over kwaliteit een halt toe te roepen, en ons de vraag te stellen wat we onder kwaliteit verstaan.

Borderline times in het onderwijs

Onderwijsresultaten zoals slaagcijfers kan je gemakkelijk tellen, maar onderwijseffecten zoals de inspiratie van een docent, daarover moet je vertellen.

De problematiek van de onderwijsvisitaties overstijgt immers het onderwijslandschap: in onze maatschappij is er een niet aflatende roep naar steeds meer criteria voor toetsing, voortdurend wisselende normen, louter instrumentele denkkaders, alsmaar meer negatieve beoordelingen bij betere prestaties, een terugvallen op micromanagement, en een administratieve tsunami door het steeds weer herhalen van dezelfde gegevens. Het zijn de kenmerken van de Borderline times, die uitvoerig beschreven werden door collega en psychiater Dirk De Wachter, psychoanalyticus Paul Verhaeghe en allerlei zorgverleners. Zij wijzen al lang op de negatieve gevolgen van een excessief kwaliteits- en excellentie discours dat haast exclusief nadruk legt op “objectivering, meten en transparantie.”

Nochtans aan “objectieve en kritische informatie” over hoger onderwijs ontbreekt het op dit ogenblik niet, in tegenstelling tot wat Dirk Van Damme beweert: er is helemaal geen tekort maar eerder een teveel aan informatie. Alle visitatierapporten zijn op het web van de Vlaamse universiteiten en hogenscholenraad raadpleegbaar. In het geval van mijn eigen kleine studiedomein, gaat het over een uitvoerig rapport van 190 pagina’s met nog een bijlage van 246 pagina’s voornamelijk cijfers, dat zo goed als geen enkele student, ouder, werkgever of sociale partner leest. Er is geen reden om aan te nemen dat universiteiten en hogescholen de burger deze overvloed aan informatie zullen willen ontzeggen. Transparantie op zich is belangrijk, maar met een exces aan transparantie kan je heel wat verbergen.

Tellen en vertellen

Daarom bevat Van Dammes verwijzing naar de “sluier van mist over de alma mater” een belangrijke waarschuwing voor hoger onderwijs: ook met een interne kwaliteitszorg of een instellingsreview riskeren we in hetzelfde stramien te vervallen als we de externe visitaties verwijten. Dan zal de overvloed aan informatie de dikke mist zijn die ons belet om het diepgaandere maatschappelijke probleem van excessieve verantwoording aan te pakken. En dan ontlopen we de verantwoordelijkheid die ons geboden wordt met de afschaffing van de visitaties. Onderwijsresultaten zoals slaagcijfers kan je gemakkelijk tellen, maar onderwijseffecten zoals de inspiratie van een docent, daarover moet je vertellen. En dat veronderstelt een heel andere kijk op kwaliteitscultuur.

© KU Leuven – Rob Stevens

© KU Leuven – Rob Stevens


Eén reactie

  1. Een boeiende en interessante repliek op mijn opiniebijdrage in De Standaard. Ik ben het met veel eens, maar op een aantal punten blijf ik grondig van mening verschillen:
    – iets wat me van het hart moet (als oud-directeur van de VLIR dan): het visitatiestelsel is door de universiteiten zelf vorm gegeven en zij hebben er het toezicht over (via de VLIR Raad, later de VLUHR). Doen uitschijnen dat iemand anders de visitaties tot “excessieve bureaucratische ondernemingen” hebben laten verworden en dat de vragen van rectoren niet zouden gehonoreerd zijn, is manifest onjuist vermits de rectoren zelf aan het roer stonden.
    – de kritiek op de visitaties is grotendeels terecht en er is zeker nog andere kritiek mogelijk. Deze discussie is niet nieuw maar wordt internationaal al jaren gevoerd. Maar de verzwaring van de visitaties, de bureaucratie en de overlast zijn er juist gekomen om tegemoet te komen aan deze kritiek: in plaats van een lichte toetsing is men door juridisering terechtgekomen in het uitwerken van objectieve standaarden, tegensprekelijkheid, enz.
    – ik weet uiteraard dat de visitatierapporten nu gepubliceerd zijn. Mijn vraag naar transparantie betreft de toekomst wanneer de universiteiten zelf de regie voeren: zullen zij nog steeds rapporten van externe beoordeling publiceren? Ik vrees van niet en heb nog geen enkele aanduiding gezien dat dit het geval zal zijn.
    – de indruk wordt gewekt dat een verslag van een visitatie niet tegensprekelijk zou zijn. Niets is minder waar: een opleiding heeft altijd het recht gehad om een beargumenteerd wederwoord te laten opnemen in het rapport.
    – ik ben het volstrekt eens dat een manie om zaken te meten excessief kan worden. Maar het alternatief is niet om helemaal niets meer te evalueren.
    Tenslotte wil ik een misverstand uit de wereld helpen: ik verdedigde in mijn opinie niet het behoud van het bestaande visitatiestelsel, al heeft dit ook grote merites die nu miskend worden. Ik ben voor een lichte beoordeling, maar wel met externe beoordelaars, met een ‘timmermansoog’ en met een publieke transparantie.
    Dirk Van Damme


Reacties zijn gesloten.