DOOR KOEN LEMMENS. Wie met een juridische bril naar academische vrijheid kijkt, komt al snel uit bij de klassieke vragen: waarin verschilt de academische vrijheid van de vrijheid van meningsuiting? Wie kan ze inroepen en in welke omstandigheden? Tegen wie kunnen we ze afdwingen? Dat zijn belangrijke thema’s, maar we mogen ons niet verkijken: academische vrijheid is niet alleen een recht, het is ook een attitude.
Wij, academici, hebben de gewoonte om naar academische vrijheid te kijken met een juridische bril. Dan kom je al snel uit bij de klassieke vragen: waarin verschilt de academische vrijheid van de vrijheid van meningsuiting? Wie kan ze inroepen en in welke omstandigheden? Tegen wie kunnen we ze afdwingen? Dat zijn belangrijke thema’s, waar anderen in dit nummer dieper op ingaan. Maar we mogen ons niet verkijken: academische vrijheid is niet alleen een recht, het is ook een attitude. En daar moeten we ons, als academici, voldoende van bewust zijn.
Het is uiteraard essentieel dat overheden garanderen dat academici vrij en onbevreesd onderzoek kunnen doen. Dat is een noodzakelijke voorwaarde voor een levend academisch klimaat. Maar het is niet voldoende. Academici moeten ook zelf van de die vrijheid gebruik willen maken om vrij en vrank, onbekommerd ideeën en hypothesen te kunnen lanceren. Als academici juridisch de mogelijkheid hebben om dat te doen, maar niet handelen, uit vrees gestigmatiseerd of geïntimideerd te worden, hebben we als academische gemeenschap een probleem.
In dat opzicht is het weinig geruststellend dat er intussen een Journal of Controversial Ideas bestaat, waarin academici desgewenst onder pseudoniem kunnen publiceren. Is er dan echt nood aan een dergelijk forum? Vermoedelijk wel, anders zouden Peter Singer, Francesca Minerva en Jeff McMahan dit initiatief niet genomen hebben. Natuurlijk kun je het ook positief bekijken: er is gelukkig nog een forum waar het denken ongebreideld kan knetteren, schuren en irriteren. Toch ben ik eerder bezorgd: hoe dieptreurig is het niet dat zelfs in Academia de angst mensen zo om het hart slaat, dat ze het veiliger vinden om pseudo-anoniem werk te publiceren
Ongemakkelijke waarheden
Op de achtergrond speelt denkelijk een vermenging van twee verschillende waardensystemen. Als academici streven we naar het vergaren van kennis, het verwerven van inzicht en de bevordering van waarheidsvinding. Maar kennis, inzicht en feiten kunnen bijzonderlijk pijnlijk en onprettig zijn. We spreken niet zomaar van ‘ongemakkelijke waarheden.’ Als burger daarentegen willen we wellicht graag bijdragen aan de bloei van een harmonieuze samenleving, aan een vreedzaam samenleven.
Heel vaak zullen die beide doelen amper met elkaar in conflict treden. Vaak zelfs zullen ze erg los van elkaar staan. Maar af en toe zal er ongetwijfeld een conflict zijn. De ethicus die nadenkt over prenatale genetische ingrepen om bepaalde ziekten uit te roeien, kan onbedoeld mensen kwetsen die juist aan die aandoening lijden. De jurist die werkt rond kerk-en-staatverhoudingen kan stellingen innemen die onprettig zullen zijn voor sommige gelovigen. Het bijzonder complexe debat over de plaats van transseksuele atleten in sommige (kracht)sporten is in dat opzicht een mijnenveld. Bioloog, inspanningsfysioloog, jurist, filosoof: wie zich ook in het debat mengt moet op eieren lopen, precies omdat stellingen of hypotheses grievend kunnen overkomen bij groepen die in onze samenleving al te vaak zijn gemarginaliseerd.
Het is onze taak om ervoor te zorgen dat de Universiteit de vrijplaats van het denken kan blijven.
En toch mogen deze bekommernissen, hoezeer ze menselijkerwijs te begrijpen vallen, geen reden zijn om bepaalde argumenten niet meer te maken, of sommige thema’s nog slechts schroomvallig, besmuikt en achter de hand te bespreken, zeker niet in de sociale wetenschappen. Net zomin als een democratie gebaat is bij zelfcensuur van haar journalisten, is de Wetenschap – en ik schrijf de term hier bewust en onironisch met een hoofdletter – gediend van zelfcensuur bij wetenschappers.
Daarom is het onze taak om ervoor te zorgen dat de Universiteit de vrijplaats van het denken kan blijven. Dat betekent dat we ons intern zo breed mogelijk moeten maken om het intellectuele debat te voeren, zelfs op het scherp van de snee, ook al zijn sommige hypotheses schokkend of kwetsend. Dat houdt evenzeer in dat we ons moeten uitspreken tegen alle mogelijke intimidaties van wetenschappers. In België moest een viroloog onderduiken, in Nederland is er Vizier op Links en heeft Afshin Ellian politiebewaking nodig.
Niets van dat alles mogen we tolereren of normaal vinden. Het laatste wat het vrij, open academisch debat nodig heeft, is dat we ook intern barrières opwerpen die het academici lastig maken hun werk te doen. In onze wereld is de enige geldige manier om een idee of hypothese te weerleggen het weerspreken ervan. Erop rekenen dat niemand een idee nog durft opperen uit angst is een zwaktebod.